Den Haag, stad van vrede en recht; ook voor dieren!
Den Haag, stad van vrede en recht; ook voor dieren!
Een initiatiefvoorstel voor een ambitieus en integraal dierenwelzijnsbeleid
7 december 2011 (gewijzigde versie)
Mahatma Gandhi
(1869 – 1948)
De beschaving van een volk is te meten aan de mate van respect waarmee ze met hun dieren omgaan.
Initiatiefvoorstel beleid dierenwelzijn
1. Inleiding
Den Haag heeft sinds maart 2010 een wethouder Dierenwelzijn. Dierenwelzijn is een breed begrip dat op verschillende manieren geïnterpreteerd kan worden en ruimte tot discussie geeft.
Om als college van Burgemeester en Wethouders een juiste uitvoering te kunnen geven aan de portefeuille Dierenwelzijn is het daarom allereerst nodig om duidelijk beleid te formuleren en keuzes te maken. Op dit moment heeft Den Haag een sterk verouderde nota dierenwelzijnsbeleid uit 1998 (RIS 21476). Verouderd omdat de inzichten alsmede de wetgeving met betrekking tot dierenwelzijn (bv: de Flora- en Faunawet) de afgelopen jaren zijn veranderd.
Het zou een gemiste kans zijn voor de gemeente Den Haag als Internationale stad van Vrede en Recht om behoudend te zijn wanneer het gaat om dierenwelzijn en dierenrechten. De stad zou in dat opzicht een voortrekkersrol moeten ambiëren. In het kader van de slogan van het coalitieakkoord “Aan de slag”, valt hier een mooie slag te slaan!
Het is belangrijk dat de gemeente een structureel dierenwelzijnsbeleid voert op de diverse gebieden. Tal van besluiten en handelingen van de gemeente hebben immers, direct of indirect, invloed op het welzijn van dieren.
De basis van het initiatiefvoorstel Dierenwelzijn bestaat onder meer uit speerpunten van dierenwelzijn die de dierenbescherming heeft opgesteld in haar ‘Aanbevelingen Gemeentelijk Dierenwelzijnsbeleid’. Tevens is er inspiratie opgedaan bij andere gemeenten die reeds een dergelijke nota hebben.
Voor elk speerpunt staat het beleidskader omschreven en wat bereikt zou moeten worden. Beleidsmedewerkers van Dienst Stadsbeheer kunnen de nota verder uitwerken aan de hand van de uitgangspunten omschreven in dit voorstel.
Uiteraard dienen bij de uiteindelijke totstandkoming van het beleid de verschillende dierenwelzijnsorganisaties, die voor of met dieren werken in Den Haag, te worden betrokken. Wij denken dan met name aan: de Haagse Dierenbescherming, het Haags Dierencentrum, het Vogelasiel, het Egelasiel, de Knaagdierenopvang, de Dierenambulances, Stichting Pro Hond, Vereniging Kattenzorg en eventueel betrokken Hagenaars. De opgeworpen suggesties en verbeteringen kunnen worden meegenomen in de uitwerking van het dierenwelzijnsbeleid.
We zullen eerst het nut en de noodzaak van een dierenwelzijnsnota omschrijven en vervolgens uiteenzetten wat we willen bereiken in de komende jaren.
Daarna zullen we de uitgangspunten formuleren, die de basis gaan vormen voor de Nota Dierenwelzijn. Vervolgens komen de diverse onderwerpen aan bod die minimaal in de nota behandeld dienen te worden. De onderwerpen zullen in de beleidsnota worden uitgelegd naar de strekking van de teksten zoals verwoord onder de diverse onderwerpen.
2. De probleemstelling
Den Haag heeft een onvoldoende actief dierenwelzijnsbeleid. Het huidige beleid voorziet op dit moment in het volgende:
• De dieren op de stadsboerderijen kunnen zich verheugd zien in “Boeren met beleid”.
• Er worden jaarlijks gelden toegekend aan het Haags dierencentrum en de dierenambulance ten behoeve van het ophalen, de eerste hulp en de opvang van honden en katten;
• De Haagse Dierenbescherming krijgt een tegemoetkoming in de kosten die gepaard gaan met het aanpakken van het zwerfkattenprobleem alsmede een bijdrage voor de opvang van 350 knaagdieren en konijnen.
• Er worden (behoudende) programma’s voor kinderen ontwikkeld met betrekking tot de onderwerpen dieren, natuur en milieu.
Hiermee blijven veel mogelijkheden om dierenwelzijn in Den Haag te bevorderen en actief te verbeteren onbenut. Actief dierenwelzijnsbeleid vraagt om meer duidelijkheid over de verdeling van verantwoordelijkheden tussen de centrale stad en burgers. Problemen moeten niet ‘tussen wal en schip’ raken.
De wijze waarop de gemeente Den Haag op dit moment de voorlichtende en educatieve taak met betrekking tot dierenwelzijn invult, laat veel te wensen over. Van de gemeentelijke overheid mag worden verwacht dat zij in haar beleid de gewenste maatschappelijke processen aangeeft en de voorwaarden creëert waardoor die processen zich in de gewenste richting kunnen ontwikkelen. Daarbij is het van belang dat de gemeente duidelijk stelling neemt ten aanzien van de normen en waarden met betrekking tot de omgang met dieren in het licht van hun intrinsieke waarde.
3. De uitgangspunten
Het dierenwelzijnsbeleid dient gestoeld te zijn op de volgende waarden en uitgangspunten:
a) De intrinsieke waarde van dieren (in het wild levende dieren en gehouden dieren) dient in alle besluiten die de belangen van dieren raken, te worden meegewogen opdat het belang van dieren in de gemeentelijke besluitvorming, niet ondergesneeuwd kan raken. Deze erkenning van de intrinsieke waarde in een nota dierenwelzijn zal bevorderen dat het belang van het dier te allen tijde wordt meegewogen.
b) De gemeente zal bij evenementen waarbij dieren ter vermaak worden geëxploiteerd de intrinsieke waarde van dieren mede als uitgangspunt nemen en als zodanig deze waarde helpen waarborgen middels haar beleid.
c) Praktisch alle inheemse zoogdieren, amfibieën, vogels en vissen zijn beschermd door de Flora en faunawet (iwt: 2002). Daardoor is deze wet ook belangrijk voor de stedelijke omgeving aangezien deze dieren binnen de gemeentegrenzen van Den Haag in grote getale aanwezig zijn. Naast de beschermingsplicht geldt de zorgplicht .
d) De zorgplicht bepaalt mede dat aan dieren geen onnodige schade mag worden toegebracht. Dit is een aandachtspunt dat aan de orde komt bij het beheer van de openbare ruimte en de bestrijding van dieren die als plaagdier worden beschouwd.
e) De gemeente heeft een voorbeeldfunctie en een voorlichtende functie die zij mede in het kader van het waarborgen van de intrinsieke waarde van het dier, zal uitleggen en conform handelt.
f) Nu geweld tegen dieren en huiselijk geweld nauw met elkaar samenhangen, zal de gemeente samenwerking stimuleren tussen de betrokken organisaties opdat geweld tegen mens en dier effectief en daadkrachtig zal worden bestreden en er preventief kan worden opgetreden.
g) Honden hebben als gezelschapsdier een bijzondere maatschappelijke functie. Het hondenbeleid zal erop gericht zijn honden en hun eigenaar te faciliteren in de behoeften waar dat mogelijk en wenselijk is. Het welzijn van de hond staat centraal. Gemeente en haar burgers geven blijk van tolerantie jegens honden en hun eigenaren.
4. De doelstellingen
De doelstellingen in het kader van de totstandkoming van de nieuwe nota kunnen als volgt worden geformuleerd:
a) Een eenduidig en samenhangend dierenwelzijnbeleid creëren, onafhankelijk van de politieke kleur van een college, waarbinnen de intrinsieke waarde van dieren verankerd ligt en waarbij expertise op diverse dierenwelzijnsgebieden binnen de gemeente Den Haag kan worden opgebouwd.
b) Het creëren van een ambitieus en gedurfd dierenwelzijnsbeleid waarbij Den Haag als Internationale stad van Vrede en Recht weer als een koploper op het gebied van dierenrecht en dierenwelzijn kan worden beschouwd.
c) Het nemen van verantwoordelijkheid door de gemeente op het gebied van de dierenwelzijnsproblematiek binnen haar grenzen.
d) Het volledig voldoen aan de wettelijke taak die de gemeente heeft ten aanzien van zwerfdieren alsmede voldoen aan de zorg- en beschermingsplicht ten aanzien van in het wild levende dieren.
e) De gemeente voert een ontmoedigingsbeleid ten aanzien van evenementen waarbij dieren ter vermaak worden geëxploiteerd. De gemeente voert een actief voorkeursbeleid ten aanzien van evenementen door de voorkeur te geven aan evenementen die geen gebruik maken van dieren. De gemeente voert ten aanzien van circussen een actief voorkeursbeleid door bij het afgeven van vergunningen de voorkeur te geven aan circussen zonder wilde dieren;
f) Het opstellen van een procedure ter bevordering van de samenwerking tussen instanties op het gebied van huiselijk geweld, kindermishandeling en
dierenmishandeling.
g) Het terugdringen van het aantal zwerfdieren en dieren waarvan afstand wordt gedaan, door meer voorlichting, educatie en preventie.
h) Vermindering van dierenleed onder meer bij dieren in gevangenschap (het houden van exotische dieren, commercieel geëxploiteerde dieren) middels voorlichting, educatie en preventie.
i) Zorg dragen voor een efficiënt hondenbeleid waarbij voldoende gebieden beschikbaar worden gesteld waar honden los kunnen lopen.
Onderwerpen ter nadere uitwerking
5. Zorgplicht dieren
5.1 Gezelschapsdieren
De gemeente dient verantwoord huisdierenbezit zoveel mogelijk te stimuleren en haar burgers voor te lichten over de aanschaf en de verplichtingen die een huisdier met zich meebrengt. Op de lange termijn zal dit ertoe leiden dat er minder dieren in de opvang belanden en er minder overlast wordt ervaren.
De gemeente draagt reeds haar steentje bij wat betreft de oplossing van de problematiek wanneer dieren in nood verkeren. Het huidige inkoopmodel voor de financiering van dierenwelzijnsorganisaties is omschreven in “Ieder dier een plek; organisatie en financiering dierenwelzijnsorganisaties Den Haag”. Dit stuk uit 2002 is sterk verouderd. Dit rapport dient te worden herschreven in de trant van de huidige tijdsgeest alsmede op basis van nieuwe wet- en regelgeving en de intrinsieke waarde van het dier.
De gemeente heeft de wettelijke plicht zwerfdieren twee weken in bewaring te nemen en te verzorgen. Op grond van het Honden en Kattenbesluit 1999 dient een hond of kat binnen een bedrijfsinrichting of een asiel binnen vijf dagen te zijn voorzien van de nodige entingen en een chip. Deze verplichting valt binnen de bewaringstermijn van de gemeente. De kosten daarvoor komen dientengevolge ook wettelijk voor rekening van de gemeente. De gemeente heeft de wettelijk plicht om de eerste twee weken van het in bewaring nemen van zwerfdieren volledig voldoen. De gemeente voldoet op dit moment niet aan deze plicht. De gemeente betaalt de wettelijke twee weken, maar niet voor de volle 100%. Door de budgetbeperking wordt voor 2011 ongeveer 90% van de kostprijs betaald.
Op dit moment vergoedt de gemeente de kosten van de inbewaringneming van afstandsdieren voor de duur van twee weken. Dit aangezien de ervaring leert dat wanneer het asiel dit dier niet zou opnemen, het dier alsnog als zwerfdier zal binnenkomen. De gemeente zal dit beleid continueren.
5.1 Niet plaatsbare dieren
De gemeente faciliteert en ondersteunt initiatieven die niet herplaatsbare (asiel) dieren opnemen en verzorgen, bijvoorbeeld door het verlenen van vergunningen, of het beschikbaar stellen van gemeentegrond of een gemeentepand.
5.2 Zwerfkatten
De gemeente draagt bij aan de kosten van het “Trap, Neuter and Return” project van de Dierenbescherming.
Het komt voor dat grondbezitters niet willen meewerken aan het voornoemde project van de Dierenbescherming. Katten die ongecastreerd zijn planten zich zeer snel voort. Een (rechts)persoon die niet wil meewerken is verantwoordelijk voor een zwerfkattenexplosie die de Dierenbescherming en de gemeente veel geld kost en de zwerfkatten veel leed bezorgt.
De gemeente kan in haar plaatselijke verordening opnemen dat de grondeigenaar verplicht is mee te werken aan het castreren van de zwerfkatten op zijn/haar grondgebied omdat de katten overlast kunnen bezorgen aan omwonenden.
5.3 In het wild levende dieren
Het huidige inkoopmodel voor de financiering van dierenwelzijnsorganisaties is zoals gezegd omschreven in “Ieder dier een plek; organisatie en financiering dierenwelzijnsorganisaties Den Haag”. Dit stuk uit 2002 is sterk verouderd met name wat betreft de opvattingen over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor wilde dieren. Dit rapport dient te worden herschreven in de trant van de huidige tijdsgeest alsmede op basis van nieuwe wet- en regelgeving en de intrinsieke waarde van het dier.
De opvang van in het wild levende dieren is geen wettelijke taak, zoals bij de opvang van zwerfdieren, maar een plicht die verankerd is in de algemene zorgplicht uit de Flora- en Faunawet (artikel 2) en in de Gezondheids - en Welzijnswet voor Dieren (artikel 36 lid 3).
Artikel 2 van de Flora- en Faunawet geeft aan dat een ieder, dus inclusief de gemeente, een zorgplicht heeft met betrekking tot in het wild levende beschermde dieren:
Artikel 2 van de Flora- en Faunawet
1.Een ieder dient voldoende zorg in acht te nemen voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.
2.De zorg, zoals bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover dat in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Burgers geven invulling aan deze zorgplicht door bijvoorbeeld een gewonde vogel naar een vogelopvangcentrum te brengen en verlenen zo de benodigde hulp. Dat geldt ook voor artikel 36 lid 3 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren.
Het is volgens de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren strafbaar om een hulpbehoevend dier geen hulp te verlenen.
Artikel 36 Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren:
Lid 3: Een ieder is verplicht hulpbehoevende dieren de nodige zorg te verlenen
Ook hier, dient ‘een ieder’, dus ook de gemeente, zorg te verlenen. Dit artikel geldt niet alleen voor gehouden dieren, maar ook voor wilde dieren, zoals artikel 1 uitlegt:
Artikel 1 Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
“(…) dier: dier dat wordt gehouden, voor zover niet uitdrukkelijk anders is bepaald en met dien verstande dat artikel 36 tevens van toepassing is op dieren die niet worden gehouden”
De vinders van hulpbehoevende dieren kunnen (gratis) de hulp inroepen van de Dierenambulance. Deze biedt eerste hulp en zorgt voor overdracht aan een gespecialiseerd opvangcentrum of dierenarts.
Om deze hulp te kunnen verlenen en om aan haar wettelijke plicht te kunnen voldoen, moeten burgers wel de kans krijgen om een dierenambulance in te schakelen of om het gewonde dier naar een opvangcentrum in de buurt te brengen. Zij mogen verwachten dat er vervoer en opvang is voor in het wild levende dieren die zij gewond aantreffen, daar zij zelf de specialistische zorg niet kunnen bieden.
Om de uitvoering van deze zorgplicht te faciliteren dient de gemeente de betreffende opvangen en dierenambulances tegemoet te komen.
6. Identificatie hond en kat
Veel honden en katten die gevonden worden kunnen niet worden geïdentificeerd, waardoor hun eigenaar niet gevonden kan worden. Dit kost de gemeente veel geld in verband met de aldus noodzakelijke opvang, en het dier en de eigenaar veel ellende. Bovendien wordt het kwaadwillende te gemakkelijk gemaakt zich aan hun verantwoordelijkheid (strafrechtelijk dan wel civielrechtelijk) te onttrekken.
In 2002 is reeds een landelijke trend gesignaleerd dat steeds minder honden naar het asiel worden gebracht en dat kan in verband worden gebracht met het feit dat steeds meer honden worden gechipt. Daarnaast wordt van een groot aantal honden dat zwervend wordt aangetroffen en naar de dierenopvang wordt gebracht, de baas weer teruggevonden. Ook dit kan in verband worden gebracht met het feit dat steeds meer honden worden gechipt.
Aldus lijkt het chippen van dieren een positief effect te hebben op het aantal op te vangen dieren.
In de APV staat op dit moment nog niets over een verplichte identificatie voor honden of katten. Er dient dan ook een identificatieplicht in de APV te worden opgenomen. Er zou – mede geïnspireerd door de tekst volgens het Model APV 2010 van de VNG - het volgende kunnen worden opgenomen:
“Het is de eigenaar of houder van een hond of kat verboden die hond of die kat te laten verblijven of te laten lopen op de weg zonder voorzien te zijn van een chip of gelijksoortig identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.”
In 2012 zal het landelijk verplicht worden om honden te chippen. Het gewijzigd Honden- en Kattenbesluit treedt in het voorjaar van 2012 in werking. Hierna kan het gedeelte met betrekking tot de hond dan ook vervallen.
Het laten chippen van honden en katten door de eigenaren zou door gemeente identificatieacties te organiseren, bijvoorbeeld in samenwerking met het dierenopvangcentrum. Met betrokken partijen (dierenklinieken, Dierenbescherming) kan een inschatting worden gemaakt van het te verwachten resultaat. Het opzetten van een voorlichtingscampagne over de voordelen van identificatie en registratie maakt deel uit van het project.
Het verplicht chippen van katten kan bij zwerfkatten van grote waarde zijn omdat een eigenaar of houder eerder geneigd is zijn/haar kat te laten neutraliseren zodat er later voor de kittens chipkosten kunnen worden bespaard.
7. Regelingen bij rampen en calamiteiten
De opvang van dieren in geval van calamiteiten in de gemeente, in dierenopvangcentra en in maneges is in de gemeentelijke rampenplannen nog niet uitgewerkt. Ook dient de gemeente zich –in samenwerking met de brandweer te bekommeren om de brandveiligheid van dierverblijven.
Het uitwerken van een en ander dient zo snel mogelijk gedaan te worden.
Organisaties en bedrijven die verantwoordelijk zijn voor (een groot aantal) dieren zoals boerderijen, dierenopvangcentra, stadsboerderijen en maneges, moeten ook weten hoe te handelen bij calamiteiten. Zij zijn daarbij aangewezen op de hulp van brandweer, politie, dierenambulance en andere organisaties, voor bijvoorbeeld vervangende opvang en deskundigen die kunnen assisteren bij de verzorging van de dieren.
Iedere opvang en dierenambulance zou moeten beschikken over een calamiteitenplan en bovendien moeten er afspraken gemaakt zijn met collega’s in de buurt zodat de dieren tijdelijk elders kunnen worden opgevangen en er ook voldoende transportmiddelen en deskundige chauffeurs ter plaatse zijn.
Denk hierbij bijvoorbeeld aan de veiligheidsregio’s waaraan dierenambulances zich kunnen conformeren.
Indien de gemeente een goede Identificatie en Registratie regeling heeft, heeft dit bovendien voordelen in geval van een calamiteit. Dieren die door een noodsituatie elders moeten worden ondergebracht zijn naderhand gemakkelijker met hun eigenaren te verenigen waardoor onnodig leed wordt voorkomen en de gemeentelijke kosten tot een minimum kunnen worden beperkt.
Ten slotte kunnen dieren dakloos worden bij gedwongen ontruimingen of ziekenhuisopname. Ook hiervoor moet een procedure voorhanden zijn.
8. Huiselijk geweld
Geweld tegen dieren en huiselijk geweld tegen kinderen en partner gaan vaak hand in hand zo blijkt uit het onderzoek “Cirkel van geweld”, uitgevoerd door de Universiteit Utrecht.
De betrokken organisaties (zoals politie, maatschappelijk werk, huisarts en dierenarts) moeten samenwerken en de nodige gegevens uitwisselen om een zo goed mogelijke opsporing en handhaving te bewerkstelligen. De gemeente kan de samenwerking tussen die organisaties bevorderen.
De gemeente Den Haag heeft daar bij brief van 1 februari 2011 (RIS: 178628) een mooi begin mee gemaakt.
De handhaving van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren (verder te noemen: GWWD) is dus niet enkel van belang voor het dier maar kan ook helpen om huiselijk geweld en kindermishandeling tegen te gaan. Dierenbeschermers dienen alert te zijn op kindermishandeling maar de politie dient in zaken van huiselijk geweld ook te kijken of zich in deze geweldssituaties huisdieren bevinden die bescherming behoeven.
De burgemeester benadrukt in het kader van het driehoeksoverleg het belang van handhaving van de GWWD en bevordert samenwerking met de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) nu dat over en weer voordelen heeft en dit zowel mensen- als dierenlevens kan redden.
Ook in het “Veiligheidshuis”wordt de handhaving van de GWWD opgenomen mede met het oog op het rapport “Cirkel van geweld”.
Uit het onderzoek “Cirkel van geweld” blijkt dat veel vrouwen niet vluchten omdat zij hun huisdier achter moeten laten, aangezien huisdieren niet welkom zijn in “Blijf van mijn Lijf-huizen”. De gemeente zal bevorderen dat slachtoffers die gevlucht zijn uit een situatie van huiselijk geweld hun huisdier kunnen meebrengen opdat zij vaker zullen ingaan op deze vorm van hulpverlening.
9. Hondenbeleid
Het is van belang in het achterhoofd te houden dat huisdieren een positieve invloed hebben op de levenskwaliteit (zowel op lichamelijk, psychologisch en sociaal gebied) van mensen. Dit blijkt o.a. uit de onderzoeken van Wilson en Turner 1998 , Enders-Slegers 2000 , Janssen en Bakker 2007 en Friedman en Tsai, 2006. Het houden van dieren en dus ook honden is een positief gegeven en dient door de gemeente als zodanig te worden gepresenteerd. Honden horen bij de samenleving. Mensen die honden houden mogen op dat gebied tolerantie verwachten van de medeburgers. De hond “hoort erbij” en de gemeente draagt dit actief uit in haar optreden naar buiten toe.
9.1 Opruimplicht
De opruimplicht dient strikt te worden gehandhaafd. De gemeente draagt daarbij zorg voor voldoende afvalbakken.
9.2 Zonering en veiligheid
Op dit moment heeft Den Haag een “Hondenkaart” waarop is aangegeven welke gebieden aangemerkt worden als losloopgebied, uitlaatgebied of verboden gebied.
Bij het maken van het hondenbeleid dient men rekening te houden met het feit dat honden die niet regelmatig kunnen rennen, gedragsproblemen kunnen gaan vertonen. Met de behoefte van een hond aan beweging wordt tot nog toe te weinig rekening mee gehouden gezien het gebrek aan losloopgebieden, de vele gebiedsverboden en de onveiligheid van de huidige losloopgebieden.
De gemeente dient een gedegen hondenbeleid te voeren waarbij het welzijn van de hond centraal staat. De volgende uitgangspunten zouden daarbij op zijn minst moeten gelden:
• Hondenlosloopgebieden moeten als zodanig ingesteld worden wanneer en zodra de veiligheid van mens en dier dit toelaat;
• Een gebied wordt enkel als losloopgebied aangewezen wanneer dit veilig is voor mens en dier;
• De gemeente draagt er zorg voor zoveel mogelijk potentieel geschikte losloopgebieden veilig te maken. Waar dit niet tot de mogelijkheden behoort in verband met sociale veiligheidsoverwegingen, wordt het aanlijngebod gehandhaafd;
• Een verbod voor honden wordt enkel en alleen opgelegd bij wijze van ultimum remedium nu dit een zeer ingrijpende en vrijheidsbeperkende maatregel betreft voor honden en hun eigenaren; wanneer volstaan, kan worden met een aanlijngebod zal geen gebiedsverbod worden opgelegd. Een positief neveneffect van beleid wat erop gericht is om zoveel mogelijk gebieden vrij te geven voor het loslopen van honden, is de vermindering van de druk op de huidige losloopgebieden;
9.3 Gedrag
De gemeente draagt zorg voor informatie op de website alwaar mensen kunnen worden doorverwezen naar belangrijke adressen in het kader van de opvoeding en gedrag. Hondenbezitters moeten ervoor zorg dragen dat hun hond is opgevoed en niet opspringt tegen onbekende personen. Ook zorgen zij ervoor dat hun hond geen katten, wild of andere honden opjaagt.
De gemeente kan hierbij behulpzaam zijn door het vestigen van hondenscholen te stimuleren middels het verstrekken van vergunningen. Op de site van de gemeente en in de informatie behorende bij de hondenkaart, komt een verwijzing naar plekken waar hondencursussen te volgen zijn en waar hondengedragstherapeuten zitten.
10. Dieren in het verkeer
In Den Haag worden vaak dieren aangereden, zoals loslopende honden, katten en eenden. De Dierenambulance zal worden gevraagd om een inventarisatie te maken van de plekken die voor dieren gevaarlijk zijn, zodat daar oplossingen voor gevonden kunnen worden.
11. Evenementen met dieren
De gemeente beoordeelt de aanvraag voor een vergunning en kan een
evenement weigeren of voorschriften opstellen.
Volgens artikel 2.25 lid 6 APV kan een evenement op de volgende gronden worden geweigerd:
• de openbare orde;
• het voorkomen of beperken van overlast;
• de verkeersveiligheid of veiligheid van personen of goederen;
• de zedelijkheid of gezondheid.
Dierenwelzijn wordt daarin niet genoemd. Het weigeren van een vergunning op grond van dierenwelzijn lijkt vooralsnog niet goed mogelijk.
De gemeente Den Haag dient circussen die gebruik maken van wilde dieren zoveel mogelijk te weren uit haar gemeente. Dat kan door circussen zonder wilde dieren te laten prevaleren boven circussen met wilde dieren. De gemeente zal daarbij actief op zoek gaan naar alternatieven.
De gemeente zou actief moeten uitdragen aan de burgers dat wilde dieren in circussen dierenleed met zich meebrengt, waarmee de gemeente zich distantieert van de volstrekt onnatuurlijke manier waarop dieren in het circus moeten leven. De kunstjes die de dieren onder dwang moeten uitvoeren leiden tot een totaal verkeerd beeld van deze dieren. Entertainment met wilde dieren geeft toeschouwers, en vooral kinderen, een slecht voorbeeld over de omgang met dieren en de waarde van dieren.
Er wordt eveneens een voorkeursbeleid gevoerd ten aanzien van overige evenementen zoals theatervoorstellingen, tentoonstellingen of markten, waarbij dieren ter opleuking worden gebruikt.
12. Paarden
12.1 Intrinsieke waarde van paarden
Uit gegevens van de dierenbescherming en de Landelijke Inspectiedienst blijkt dat paarden lang niet altijd op de juiste wijze worden verzorgd en dat zich veel paardenleed voordoet. Jaarlijks ontvangt de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) duizenden telefonische meldingen over mogelijk verstoord welzijn van paarden en pony’s. In 2008 zijn hiervan ruim 2.200 meldingen aangenomen en uitgezet voor verder onderzoek.
Dat is dan ook de reden geweest dat de dierenbescherming in 2009 een campagne tegen paardenleed is gaan voeren.
De gemeente Den Haag helpt mee het paardenleed binnen haar gemeentegrenzen tegen te gaan door voorlichting. De paardeneigenaar dient rekening te houden met het soorteigen gedrag van paarden.
12.2 Maneges en Paardenrennen
De gemeente stimuleert een wijze van houden van paarden die de intrinsieke waarde van het paard waarborgt en eer aandoet waarbij met name wordt gekeken naar de behoeftes van het paard als groepsdier en diens eetbehoeften gedurende de gehele dag. Paarden dienen niet individueel gestald te zijn en moeten de gehele dag door kunnen eten.
De gemeente Den Haag gaat uit van positieve trainingsmethoden en verwacht van de maneges en hippische accommodaties binnen de gemeentegrens dat zij deze trainingsmethoden hanteren.
De gemeente Den Haag stimuleert collega gemeenten (bijvoorbeeld tijdens de besprekingen van Stadsgewest Haaglanden) dat tijdens paardenrennen controle is (van de politie) op het gebruik van doping of andere drugs. Ook tijdens de paardenrennen zelf dient het welzijn en de integriteit van de paarden te worden gewaarborgd.
Voorafgaand aan de paardenrennen worden de trailers waarin de paarden worden vervoerd gecontroleerd om ongelukken tijdens het vervoer te voorkomen.
12.3 Paardenmarkten
De gemeente verleent geen vergunningen voor paardenmarkten mocht de vraag zich voordoen. Vaak wordt zelfs een premie betaald aan handelaren voor het aanvoeren van de paarden en pony's. Handel vindt nauwelijks plaats, behalve op een paar grotere markten (Zuidlaren, Hedel, Bemmel, Elst e.a.).
Na afloop van paardenmarkten worden dieren vaak in volle vrachtwagens geladen op weg naar het slachthuis.
De gemeente dient de totstandkoming van wet- en regelgeving voor paarden te bevorderen. De Voortgangsrapportage Welzijn die de Sectorraad Paarden onlangs aan minister Verburg van Landbouw heeft aangeboden, geeft daarvoor voldoende aanleiding.
12.4 Opstallen en schuilstallen
Voor het houden van (klein) vee in de wei is het nodig deze dieren bescherming te bieden tegen hitte, regen en kou in de vorm van een schuilstal.
De gemeente kan via haar beleid de plaatsing van schuilstallen bevorderen.
13. Baggeren
Bij het beheer van de watergangen wordt rekening gehouden met de aanwezige diersoorten. Gefaseerd ecologisch baggeren heeft hierbij de voorkeur. De gemeente Den Haag zal in samenwerking met het Hoogheemraadschap van Delfland een dergelijk protocol onderzoeken en eveneens vast stellen.
14. Groenbeheer Vlinders en bijen
De aanwezigheid van vlinders is te bevorderen door een minder rigoureuze onkruidbestrijding en door het aanplanten van bloemdragende heesters, zoals Buddleja’s en Heliotroop. De bijenpopulatie staat onder enorme druk, de gemeente zal daar in haar groenplannen rekening mee houden en bijvriendelijke planten gebruiken.
15. Padden
De gemeente Den Haag draagt er via haar afdeling Riolering en Waterbeheersing zorg voor dat padden niet in de afvoerput kunnen vallen door middel van het plaatsen van roosters. Na de paddentrek worden de roosters ook weer door hen verwijderd.
16. Beschermingsbeleid Flora en Faunawet
Om bij beheer en inrichting van de openbare ruimte niet in conflict te komen met de Flora en faunawet is een uitwerking van het beschermingsbeleid in de stad noodzakelijk. Daarmee kan het zichtbaar worden gemaakt dat er zorgvuldig wordt omgegaan met de biodiversiteit in de stad en dat kwetsbare soorten effectief worden beschermd.
17. Vissen
17.1 Visstandbeheer
De Flora- en faunawet verplicht ook tot meer zorg voor inheemse beschermde vissoorten. Bij het beheer van de Haagse wateren is dit nog geen aandachtspunt.
Bij de verhuur van water voor de sportvisserij zou dierenwelzijn meer aandacht moeten krijgen.
Vanuit het oogpunt van de onafhankelijkheid en om belangenverstrengeling te voorkomen ligt het voor de hand de beheerstaak aan een ecoloog wordt besteed.
Dat er reden is om te twijfelen aan de huidige wijze van visstandbeheer is gelegen in het feit dat er sprake is van een onbalans in de aanwezige vissoorten volgens het waterplan Den Haag 2010-2015 terwijl er een visstandbeheerplan ligt uit 2002. We zijn dus sinds die tijd nauwelijks opgeschoten.
Bij het plaatsen van dammen en gemalen en andere obstakels vanuit zee naar de binnenwateren of andersom, dient rekening gehouden te worden met het paaigedrag en trekgedrag van vissoorten en mogen deze opgeworpen hindernissen bovendien geen schade toebrengen aan de individuele vissen.
17.2 Hengelen
De gemeente Den Haag dient een actieve rol te spelen om de sportvissers te wijzen op hun invloed op het dierenwelzijn. De gemeente kiest ervoor om het visrecht te verhuren en is daarom verantwoordelijk voor de dieren die in de Haagse wateren leven. In de te verlenen vergunningen dienen normen te worden opgenomen ten aanzien van het dierenwelzijn, zoals het verbieden van het gebruik van weerhaken, leefnetten of de dieren met droge handen te pakken.
Daarbij dienen er ook plekken te zijn waarbij het visrecht niet verhuurd of verpacht is, zodat de visstand op peil blijft.
Veel vogels en andere dieren die in of rond het water leven, worden vaak slachtoffer van hengelsport. Het vogelasiel krijgt zeer regelmatig slachtoffers binnen met verwondingen ten gevolge van vishaken of doordat zij verstrikt zijn geraakt in visdraad. Vissers dienen er dan ook op geattendeerd en gecontroleerd te worden dat zij hun netten en haken niet achterlaten.
De hengelsportvereniging licht haar leden voor en wijdt een deel van haar website aan “verantwoord” vissen. De gemeentelijke controleurs controleren de naleving van deze regels vaker en de boetes dienen te worden verhoogd. Na drie overtredingen dient de vergunning te worden ingetrokken, waarna deze niet meer aangevraagd en verkregen kan worden.
17.3 Veiligheid van watergangen en vijvers
Watergangen hebben veelal hoge beschoeiingen waardoor veel dieren niet in de gelegenheid zijn om op het droge te komen en verdrinken.
De gemeente Den Haag zal in samenwerking met vogelasiel de Wulp, de Vogelbescherming en de Dierenbescherming een inventarisatie maken van deze onveilige waterkanten.
Vijvers van particulieren hebben vaak overstekende randen waardoor ook daar voor veel dieren gevaar op verdrinking bestaat omdat zij niet in staat zijn zelfstandig op het droge te komen. De eigenaren van vijvers met overstekende randen zijn veelal niet op de hoogte van het gevaar dat hun vijver oplevert voor dieren.
De gemeente draagt zorg voor voorlichting op haar gemeentelijke website over het inrichten van diervriendelijke vijvers en tuinen bij particulieren, waaronder over de gevaren die de overstekende randen en/of hoge beschoeiingen opleveren voor dieren.
18. Stadsvogels
Er komt beleid op het gebied van vogels. Dat beleid dient tot stand te komen in samenwerking met de Haagse Vogelbescherming. De manier waarop de stad wordt ingericht, heeft immers ook invloed op de vogelpopulatie.
Een goede impuls voor de stadsecologie is zorgen voor nestgelegenheden voor vogels. Dit kan door middel van nestdakpannen maar ook door creatieve programma’s zoals het timmeren van nestkasten.
In de stad wordt de populatie van mussen, koolmezen en gierzwaluwen bevorderd. Het is eenvoudig om voorzieningen aan te brengen die kunnen dienen als nestgelegenheid voor vogels.
Bij bouwprojecten moet het staand beleid worden dat in het voorstadium van het bouwen in het programma eisen opgenomen worden dat er nestgelegenheid moet worden gerealiseerd.
Er leven vele watervogels in en rond Den Haag. Voor hen geldt dat geen wrakken of andere drijvende objecten waarop ze nestelen worden weggehaald, tenzij er sprake is van gevaar.
19. Jacht en schadebestrijding
19.1 Plezierjacht
Plezierjacht dient niet te worden toegestaan op het grondgebied van de gemeente Den Haag. Jacht voor benutting en plezier van de jager is geen redelijk doel wanneer je deze vorm van jacht, bekijkt vanuit de intrinsieke waarde van het dier.
19.2 Populatiebeheer
Door het toedoen van mensen verandert het leefgebied van wilde dieren sterk vandaar dat het noodzakelijk is dat de dieren in deze gebieden zo goed mogelijk worden beschermd. De Flora- en Faunawet heeft als uitgangspunt de erkenning van de intrinsieke waarde van het dier. De wet gaat uit van een nee, tenzij principe.
Dat betekent dat er geen aantasting van de belangen van de in het wild levende dieren plaatsvinden tenzij daar zwaarwegende en gegronde redenen voor zijn.
Proactieve jacht is niet nodig en zal door de gemeente Den Haag op haar gebied niet worden toegestaan.
19.3 Schadebeheer
Geen één dier is alleen maar schadelijk. Ieder dier heeft zijn plek en functie in het ecosysteem. Bestrijding dient in de eerste plaats gericht te zijn op preventie. Als er desondanks toch sprake is van schade is in de wet tevens geregeld dat men voordat overgegaan kan worden tot het doden van dieren, eerst twee werende middelen toegepast moeten worden. Er zijn al veel alternatieven voorhanden maar innovatie op dit gebied is mogelijk en nodig.
Het behoeft de nodige kennis van het dier en de leefomgeving alsmede creativiteit. Daarom dient de Dierenbescherming te allen tijde geraadpleegd te worden wanneer men een schadelijk bevonden dier middels alternatieve, diervriendelijke methoden wil weren.
Methoden die dieronvriendelijk zijn en nodeloos lijden met zich meebrengen, worden door de gemeente geweerd. Er worden geen verdrinkingsvallen, klemmen, lijmplanken en chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt nu deze middelen een wrede kwelling en een lange lijdensweg voor het dier vormen.
Het komt soms voor dat exoten ontsnappen en verwilderen. Denk aan wasberen, waterschildpadden en parkieten. Zij kunnen goed overleven in Nederland, maar een dergelijke nieuwkomer kan het functioneren van het ecosysteem verstoren of een inheemse soort verdringen. Voorlichting kan helpen om te voorkomen dat dit soort dieren in het wild worden losgelaten. Ook ten aanzien van exoten geldt de intrinsieke waarde onverkort als uitgangspunt en wordt het “nee tenzij” principe gehanteerd. Men probeert preventief in te grijpen bij te verwachten schade en mocht de schade zich onverhoopt voordoen dan moet er worden gezocht naar diervriendelijke middelen om de dieren te weren.
19.4 Conflictsituaties tussen mens en dier
De mens breidt haar leefgebied steeds verder uit ten koste van het leefgebied van in het wild levende dieren zoals meeuwen of ganzen. Een zekere mate van tolerantie naar deze dieren mag van ons dan ook verwacht worden. De gemeente zal haar burgers oproepen tolerant te zijn naar overlastgevende dieren. Om demonisering van dieren te voorkomen spreekt de gemeente niet langer over plaagdieren of ongedierte maar over dieren die mogelijk overlast kunnen veroorzaken.
Wanneer dierpopulaties toenemen, kan overlast worden ervaren door mensen. Echter de toename van een dierpopulatie is vaak te wijten aan menselijk handelen. Meeuwen en duiven kunnen zich bijvoorbeeld gemakkelijk voortplanten door de overdaad aan voedsel die zij in de stad vinden, door afval dat wordt weggegooid of doordat goedbedoelende mensen bijvoeren.
De gemeente zorgt dat de overlast op een diervriendelijke manier wordt verminderd. De gemeente maakt een inschatting van de ernst en de stelselmatigheid van het probleem. De optie “niets doen” dient nadrukkelijk te worden overwogen. Niet alle overlast die wordt veroorzaakt hoeft te worden bestreden.
Wanneer gebleken is dat overlast stelselmatig en ernstig is en er sprake is van een zogenaamde dierplaag, wordt eerst onderzocht wat de oorzaak van het probleem is. Er kunnen dan allereerst preventieve maatregelen worden getroffen. Waarbij ferme handhaving ten aanzien van gedragingen die ervoor zorgen of ertoe bijdragen dat een dierpopulatie toeneemt ook onderdeel is van het in te zetten arsenaal. Wanneer ook dat onvoldoende blijkt om de ervaren overlast te beperken, zoekt de gemeente naar diervriendelijke oplossingen.
Alvorens tot aanpak van een overlastsituatie over te gaan dient allereerst op objectieve (wetenschappelijk verantwoorde) wijze te worden gemeten waar de overlast exact uit bestaat, de zogenaamde nulmeting. Ook achteraf dient het effect van de aanpak op objectieve wijze gemeten te worden.
Aangezien de aanpak van conflictsituaties tussen mens en dier verschilt per diersoort, wordt de aanpak per diersoort nader beschreven in een protocol. Bij het opstellen van het protocol wordt minimaal de Dierenbescherming geraadpleegd.
De gemeente stelt zich ambitieus op door als een pionier op dit gebied deel te nemen aan pilots met diervriendelijke alternatieven. Op deze wijze kan een diervriendelijke wijze van overlastvermindering sneller tot ontwikkeling komen ten gunste van mens en dier.
20. De voorbeeldfunctie van de gemeente
De gemeente geeft het goede voorbeeld door bij de catering van de gemeentelijke instellingen ook biologisch voedsel en biologisch vlees te serveren. Daarnaast zorgt de gemeente voor een voldoende aanbod van plantaardig voedsel.
21. De gemeentelijke website
De gemeente maakt een website met haar uitgangspunten inzake het dierenwelzijn inclusief informatie over instanties voor dierenopvang, de LID, hondenscholen en hun telefoonnummers. De in voorgaande paragrafen genoemde gebieden waarop de gemeente de Haagse burgers zou kunnen voorlichten dienen op de website gemakkelijk te vinden te zijn.
De gemeente Den Haag is tot nog toe weinig normstellend in haar educatie ten aanzien van dierenwelzijn.
De gemeente dient meer normstellend te zijn in haar educatieve programma’s en actief de mening uit te dragen dat dieren een intrinsieke waarde hebben en dienovereenkomstig behandeld dienen te worden.
Er komt een algemeen plan van voorlichting en educatie om wreedheid tegen dieren te voorkomen en het respect voor hun aanwezigheid te vergroten.
Op de website van het stadsdeel worden links geplaatst naar Amivedi en Katvinder.
De gemeente promoot op haar website de consumptie van duurzame producten, bijvoorbeeld door reclame te maken voor vegetarische en biologische restaurants.
De gemeente draagt via haar website zorg voor een goede voorlichting over verantwoord huisdierenbezit. Door goede voorlichting wordt ondoordachte aanschaf van een huisdier voorkomen en het aantal dieren dat wordt afgestaan of op straat gezet alsmede onnodig dierenleed zal daardoor verminderen.
De gemeente plaatst hiertoe op haar website een link naar het Landelijk Informatie Centrum Gezelschapsdieren (www.licg.nl).
Ook de “huisdierenbijsluiters” die door het LICG worden uitgegeven zijn verkrijgbaar bij de gemeente. In deze bijsluiters wordt aangegeven wat het inhoudt om voor een dier te zorgen.
Daarnaast promoot de gemeente de aanschaf van een huisdier via het dierenasiel door het op de website plaatsen van informatie over asielen alsmede links naar de asielen in de regio.
22. Stadsgewest Haaglanden
De gemeente Den Haag stimuleert dat het Stadsgewest Haaglanden eveneens Dierenwelzijn op de agenda zet. Bijvoorbeeld een nota dierenwelzijn specifiek met betrekking tot het Stadsgewest. Er kan hierbij worden gedacht aan grensoverschrijdende problematiek, samenwerking tussen gemeentes op het gebied van toezicht en handhaving en op het gebied van de bescherming van de flora en fauna.
23. Dictum
De raad van de gemeente Den Haag,
Gezien het initiatiefvoorstel Nota Dierenwelzijn van het raadslid Marieke de Groot van de fractie Partij voor de Dieren,
Besluit:
I. Het Haagse dierenwelzijnsbeleid te grondvesten op de volgende waarden en uitgangspunten:
a) De intrinsieke waarde van dieren (in het wild levende dieren en gehouden dieren) dient in alle besluiten die de belangen van dieren raken, te worden meegewogen opdat het belang van dieren in de gemeentelijke besluitvorming, niet ondergesneeuwd kan raken. Deze erkenning van de intrinsieke waarde in een nota dierenwelzijn zal bevorderen dat het belang van het dier te allen tijde wordt meegewogen.
b) De gemeente zal bij evenementen waarbij dieren ter vermaak worden geëxploiteerd de intrinsieke waarde van dieren mede als uitgangspunt nemen en als zodanig deze waarde helpen waarborgen middels haar beleid.
c) Praktisch alle inheemse zoogdieren, amfibieën, vogels en vissen zijn beschermd door de Flora en faunawet (iwt: 2002). Daardoor is deze wet ook belangrijk voor de stedelijke omgeving aangezien deze dieren binnen de gemeentegrenzen van Den Haag in groten getale aanwezig zijn. Naast de beschermingsplicht geldt de zorgplicht .
d) De zorgplicht bepaalt mede dat aan dieren geen onnodige schade mag worden toegebracht. Dit is een aandachtspunt dat aan de orde komt bij het beheer van de openbare ruimte en de bestrijding van dieren die als plaagdier worden beschouwd.
e) De gemeente heeft een voorbeeldfunctie en een voorlichtende functie die zij mede in het kader van het waarborgen van de intrinsieke waarde van het dier, zal uitleggen en conform handelt.
f) Nu geweld tegen dieren en huiselijk geweld nauw met elkaar samenhangen, zal de gemeente samenwerking stimuleren tussen de betrokken organisaties opdat geweld tegen mens en dier effectief en daadkrachtig zal worden bestreden en er preventief kan worden opgetreden.
g) Honden hebben als gezelschapsdier een bijzondere maatschappelijke functie. Het hondenbeleid zal erop gericht zijn honden en hun eigenaar te faciliteren in de behoeften waar dat mogelijk en wenselijk is. Het welzijn van de hond staat centraal. Gemeente en haar burgers geven blijk van tolerantie jegens honden en hun eigenaren.
II. Vast te stellen de volgende doelstellingen voor het dierenwelzijnsbeleid in Den Haag:
a) Een eenduidig en samenhangend dierenwelzijnbeleid creëren, onafhankelijk van de politieke kleur van een college, waarbinnen de intrinsieke waarde van dieren verankerd ligt en waarbij expertise op diverse dierenwelzijnsgebieden binnen de gemeente Den Haag kan worden opgebouwd.
b) Het creëren van een ambitieus en gedurfd dierenwelzijnsbeleid waarbij Den Haag als Internationale stad van Vrede en Recht weer als een koploper op het gebied van dierenrecht en dierenwelzijn kan worden beschouwd.
c) Het nemen van verantwoordelijkheid door de gemeente op het gebied van de dierenwelzijnsproblematiek binnen haar grenzen.
d) Het volledig voldoen aan de wettelijke taak die de gemeente heeft ten aanzien van zwerfdieren alsmede voldoen aan de zorg- en beschermingsplicht ten aanzien van in het wild levende dieren.
e) De gemeente voert een ontmoedigingsbeleid ten aanzien van evenementen waarbij dieren ter vermaak worden geëxploiteerd. De gemeente voert een actief voorkeursbeleid ten aanzien van evenementen door de voorkeur te geven aan evenementen die geen gebruik maken van dieren. De gemeente voert ten aanzien van circussen een actief voorkeursbeleid door bij het afgeven van vergunningen de voorkeur te geven aan circussen zonder wilde dieren;
f) Het opstellen van een procedure ter bevordering van de samenwerking tussen instanties op het gebied van huiselijk geweld, kindermishandeling en
dierenmishandeling.
g) Het terugdringen van het aantal zwerfdieren en dieren waarvan afstand wordt gedaan, door meer voorlichting, educatie en preventie.
h) Vermindering van dierenleed onder meer bij dieren in gevangenschap (het houden van exotische dieren, commercieel geëxploiteerde dieren) middels voorlichting, educatie en preventie.
i) Zorg dragen voor een efficiënt hondenbeleid waarbij voldoende gebieden beschikbaar worden gesteld waar honden los kunnen lopen.
III. Het college te verzoeken voor het zomerreces 2012 een notitie aan de raad te presenteren waarin in elk geval de volgende onderwerpen behandeld en nader uitgewerkt dienen te worden:
• verankering intrinsieke waarde;
• de gemeentelijke wettelijk taak voor de diverse zwerfdieren;
• de zorg- en beschermingsplicht voor in het wild levende dieren;
• identificatie hond en kat;
• regelingen bij rampen en calamiteiten;
• huiselijk geweld en dierenmishandeling;
• hondenbeleid (deelonderwerpen: zonering en veiligheid, gedragsregels,
handhaving);
• dieren in het verkeer;
• evenementen met dieren;
• paarden (deelonderwerpen: voorlichting, toezicht, maneges en paardenrennen, opstallen en schuilstallen);
• baggeren op diervriendelijke wijze;
• vlinders en bijen;
• padden;
• beschermingsbeleid Flora en Faunawet;
• vissen;
• veiligheid van watergangen en vijvers;
• vogels;
• jacht en schadebestrijding (deelonderwerpen: plezierjacht, populatiebeheer, schadebeheer, conflictsituaties);
• voorbeeldfunctie van de gemeente;
• gemeentelijke website: dierenwelzijn en verantwoord huisdierenbezit;
• stadsgewest Haaglanden.
Status
Ingediend
Voor