Aanvul­lende raads­vragen meeuwen haven­gebied Rotterdam


Indiendatum: jun. 2011

Aan de voorzitter van de gemeenteraad,

Naar aanleiding van de antwoorden op de eerder gestelde vragen over de verjaagde meeuwen havengebied Rotterdam (RIS 180362), stelt ondergetekende - onder verwijzing naar artikel 38 van het Reglement van Orde - de volgende aanvullende vragen:

Inleiding:
In het Havenbedrijf Rotterdam zijn vele meeuwen geringd waaronder 20.000 meeuwen met kleurringen. Men had afgesproken dat een compensatiegebied voor de verjaagde meeuwen zou worden gezocht opdat de verjaagde meeuwen zich in het compensatiegebied zouden kunnen vestigen. Het zorg dragen voor een gebied ter compensatie is echter verzuimd. De bouw in het gebied is inmiddels begonnen en de meeuwen worden uit het gebied verjaagd. Ze zijn door vogeldeskundigen gesignaleerd op daken in Den Haag evenals op daken van Katwijk. De identificatie vindt plaats aan de hand van de ring om de poot van de vogel. De beantwoording van het college onder vraag 2, wordt dan ook door deskundigen als een feitelijke onwaarheid ervaren.

Dat verjaagde meeuwen zich verspreiden en elders vestigen, is makkelijk te verklaren op grond van populatiebiologie.
Wanneer meeuwen uit een gebied worden verjaagd (zij het middels het verwijderen van nesten of het beïnvloeden van het broedresultaat) dan gaan de individuele dieren op zoek naar een plekje elders. Aldaar hebben zij het rijk alleen (minder stress, minder onderlinge strijd en concurrentie). Dat vergroot hun voortplantingskansen. Ze verspreiden zich daardoor als een olievlek. In Leiden is dat in het verleden al flink mis gegaan. Er was overlast van broedende meeuwen op het dak van een oud bedrijf. De meeuwen zijn van deze plek verjaagd. Daardoor hebben de meeuwen zich verspreid over de gehele stad. Deskundigen voorspellen dat hetzelfde in Den Haag zal gebeuren ten gevolge van de Haagse proef met het verwisselen van meeuweneieren.
Volgens deskundigen is de enige manier om de meeuwenpopulatie onder controle te houden: “met rust laten” en het voedselaanbod beperken.

1. In de beantwoording onder vraag 2 antwoordt het college dat de provincie laat weten dat het verspreidingsgebied van de meeuwen niet wezenlijk wordt beïnvloed door de aan Rotterdam verleende ontheffing. Voorts dat er voldoende geschikt broedhabitat in de omgeving aanwezig blijft. De aan Rotterdam verleende ontheffing zou daarmee geen aantoonbare effecten in Den Haag hebben. Heeft het college navraag gedaan op welke bron/ op welke bronnen de provincie zich baseert? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is daarvan de uitkomst?

2. Heeft het college de stadsecoloog in deze betrokken en hem om bijstand gevraagd teneinde de informatie waarop het college haar oordeel onder vraag 2 heeft gebaseerd, goed te kunnen beoordelen/verifiëren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe heeft de stadsecoloog geoordeeld?

3. Heeft het college een onafhankelijke externe deskundige geraadpleegd om de informatie waarop het college haar oordeel onder vraag 2 heeft gebaseerd te verifiëren? Zo nee, waarom niet, Zo ja welke onafhankelijke externe deskundige en wat was de uitkomst?

4. Bij een negatieve beantwoording van een vraag onder 1,2 of 3: Hoe heeft het college de stelling van de provincie dat de aan Rotterdam verleende ontheffing geen aantoonbare effecten heeft in Den Haag dan beoordeeld? Graag een toelichting op uw antwoord.

5. Graag ontvangen wij de bevindingen van een onderzoek van uw college, welke is uitgevoerd in samenwerking met de stadsecoloog en de onafhankelijke externe deskundigen.Is het college bereid de stadsecoloog alsmede onafhankelijke externe deskundigen in te schakelen teneinde de stelling van de provincie dat het verjagen van meeuwen in Rotterdam geen aantoonbaar effect heeft in Den Haag, zelf te beoordelen en kritisch te bezien?

Gezien de feitelijke onjuistheid van de beantwoording van vraag 2 zie ik alsnog graag de beantwoording van onze eerdere vragen onder 3, 4, 5 en 6 tegemoet.

6. Heeft u uw collega gemeente Rotterdam danwel het Havenbedrijf Rotterdam aangesproken op het feit dat de door haar gekozen werkwijze onwenselijke gevolgen kan hebben voor de gemeente Den Haag? Zo ja, op welke wijze en wat was de reactie daarop? Zo nee, bent u voornemens dit alsnog te doen? Graag een toelichting.

7. Bent u met mij van mening dat deze informatie uiterst belangrijk is in het kader van de proef in Belgisch Park en tussen de Raamweg en Oostduinlaan met het verwisselen van de meeuweneieren? Op welke wijze gaat u rekening houden met deze informatie?

8. Bent u voornemens om de provincie aansprakelijk te houden voor mogelijke overlast die in onze gemeente ontstaat door het verstoren en vernietigen van meeuwennesten in het Rotterdams Havengebied?Zo ja, op welke wijze?Zo nee, waarom niet?

9. Bent u voornemens om het Havenbedrijf Rotterdam aan te spreken danwel aansprakelijk te houden voor mogelijke overlast die kan ontstaan als het Havenbedrijf nog geen begin heeft gemaakt met het aanleggen van een gebied ter compensatie terwijl zij wel al kolonies verjagen en vernietigen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?


Met vriendelijke groet,


Marieke de Groot
Fractievoorzitter Partij voor de Dieren
Gemeente Den Haag

Indiendatum: jun. 2011
Antwoorddatum: 1 jun. 2011

Het raadslid mevrouw M.J.E. de Groot heeft op 1 juni 2011 een brief met daarin negen vragen aan de voorzitter van de gemeenteraad gericht. Overeenkomstig artikel 38 van het reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad, beantwoordt het college deze vragen als volgt.

In het Havenbedrijf Rotterdam zijn vele meeuwen geringd waaronder 20.000 meeuwen met kleurringen. Men had afgesproken dat een compensatiegebied voor de verjaagde meeuwen zou worden gezocht opdat de verjaagde meeuwen zich in het compensatiegebied zouden kunnen vestigen. Het zorg dragen voor een gebied ter compensatie is echter verzuimd. De bouw in het gebied is inmiddels begonnen en de meeuwen worden uit het gebied verjaagd. Ze zijn door vogeldeskundigen gesignaleerd op daken in Den Haag evenals op daken van Katwijk. De identificatie vindt plaats aan de hand van de ring om de poot van de vogel. De eerdere beantwoording van het college onder vraag 2, wordt dan ook door deskundigen als een feitelijke onwaarheid ervaren.1
Dat verjaagde meeuwen zich verspreiden en elders vestigen, is makkelijk te verklaren op grond van populatiebiologie. Wanneer meeuwen uit een gebied worden verjaagd (zij het middels het verwijderen van nesten of het beïnvloeden van het broedresultaat) dan gaan de individuele dieren op zoek naar een plekje elders. Aldaar hebben zij het rijk alleen (minder stress, minder onderlinge strijd en concurrentie). Dat vergroot hun voortplantingskansen. Ze verspreiden zich daardoor als een olievlek. In Leiden is dat in het verleden al flink misgegaan. Er was overlast van broedende meeuwen op het dak van een oud bedrijf. De meeuwen zijn van deze plek verjaagd. Daardoor hebben de meeuwen zich verspreid over de gehele stad. Deskundigen voorspellen dat hetzelfde in Den Haag zal gebeuren ten gevolge van de Haagse proef met het verwisselen van meeuweneieren. Volgens deskundigen is de enige manier om de meeuwenpopulatie onder controle te houden: “met rust laten” en het voedselaanbod beperken.

1. In de beantwoording onder vraag 2 antwoordt het college dat de provincie laat weten dat het verspreidingsgebied van de meeuwen niet wezenlijk wordt beïnvloed door de aan Rotterdam verleende ontheffing. Voorts dat er voldoende geschikt broedhabitat in de omgeving aanwezig blijft. De aan Rotterdam verleende ontheffing zou daarmee geen aantoonbare effecten in Den Haag hebben.
Heeft het college navraag gedaan op welke bron/ op welke bronnen de provincie zich baseert? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is daarvan de uitkomst?

Nee, omdat wij geen redenen hebben om aan de deskundigheid van de provincie te twijfelen.

2. Heeft het college de stadsecoloog in deze betrokken en hem om bijstand gevraagd teneinde de informatie waarop het college haar oordeel onder vraag 2 heeft gebaseerd, goed te kunnen beoordelen/verifiëren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe heeft de stadsecoloog geoordeeld?

Ja, de beantwoording van de schriftelijke vragen van 24 mei 2011 is ook gebaseerd op het advies van de stadsecoloog.

3. Heeft het college een onafhankelijke externe deskundige geraadpleegd om de informatie waarop het college haar oordeel onder vraag 2 heeft gebaseerd te verifiëren? Zo nee, waarom niet, Zo ja welke onafhankelijke externe deskundige en wat was de uitkomst?

Nee, zie beantwoording vraag 2.

4. Bij een negatieve beantwoording van een vraag onder 1,2 of 3: Hoe heeft het college de stelling van de provincie dat de aan Rotterdam verleende ontheffing geen aantoonbare effecten heeft in
Den Haag dan beoordeeld? Graag een toelichting op uw antwoord.

Het college is van mening dat aan de inschatting van de provincie niet hoeft te worden getwijfeld.
De recent verzamelde ornithologische gegevens waarnaar wordt verwezen, zijn naar onze mening geen bewijs van de stelling dat de verjaagde meeuwen massaal verhuizen naar de Haagse regio. Pas sinds 2010 loopt een systematisch vogelringonderzoek door Buijs Eco Consult naar de meeuwen bewegingen in de Rotterdamse Haven. Door het opbouwen van een geringde deelpopulatie kan meer inzicht worden verkregen in verplaatsingen en overleving van de meeuwen in de Rotterdamse Haven en daarbuiten. De waarnemingen van enkele geringde meeuwen in Den Haag en Katwijk bevestigen uitsluitend dat een aantal meeuwen niet altijd in de kolonie blijft maar zich (landinwaarts) verspreidt.

5. Graag ontvangen wij de bevindingen van een onderzoek van uw college, welke is uitgevoerd in samenwerking met de stadsecoloog en de onafhankelijke externe deskundigen. Is het college
bereid de stadsecoloog alsmede onafhankelijke externe deskundigen in te schakelen teneinde de stelling van de provincie dat het verjagen van meeuwen in Rotterdam geen aantoonbaar effect
heeft in Den Haag, zelf te beoordelen en kritisch te bezien?
Gezien de feitelijke onjuistheid van de beantwoording van vraag 2 zie ik alsnog graag de beantwoording van onze eerdere vragen onder 3, 4, 5 en 6 tegemoet.

Nee, het college zal geen onderzoek instellen, en is het niet eens met uw conclusie dat de beantwoording van vraag 2 onjuist zou zijn.

6. Heeft u uw collega gemeente Rotterdam danwel het Havenbedrijf Rotterdam aangesproken op het feit dat de door haar gekozen werkwijze onwenselijke gevolgen kan hebben voor de gemeente Den Haag? Zo ja, op welke wijze en wat was de reactie daarop? Zo nee, bent u voornemens dit alsnog te doen? Graag een toelichting.

Nee, omdat er volgens ons geen aanleiding toe is.

7. Bent u met mij van mening dat deze informatie uiterst belangrijk is in het kader van de proef in Belgisch Park en tussen de Raamweg en Oostduinlaan met het verwisselen van de meeuweneieren? Op welke wijze gaat u rekening houden met deze informatie?

Nee, het verwisselen van eieren is een proef om te bezien wat de effecten zijn op de afname van de populatie. De proef wordt geëvalueerd. Over de uitkomsten wordt u geïnformeerd.

8. Bent u voornemens om de provincie aansprakelijk te houden voor mogelijke overlast die in onze gemeente ontstaat door het verstoren en vernietigen van meeuwennesten in het Rotterdams Havengebied? Zo ja, op welke wijze?Zo nee, waarom niet?

Nee, zoals wij al eerder aangaven zien wij daar geen aanleiding toe.

9. Bent u voornemens om het Havenbedrijf Rotterdam aan te spreken danwel aansprakelijk te houden voor mogelijke overlast die kan ontstaan als het Havenbedrijf nog geen begin heeft gemaakt met het aanleggen van een gebied ter compensatie terwijl zij wel al kolonies verjagen en vernietigen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Nee, zie beantwoording vraag 8.

Het college van burgemeester en wethouders,
de secretaris, de burgemeester,
mw. A.W.H. Bertram J.J. van Aartsen


1 Stichting Ornithologisch Station Voorne en de Haagse Vogelbescherming

Interessant voor jou

Raadsvragen over SnoepDog

Lees verder

Raadsvragen eenzaam varken op stadsboerderij de Woelige Stal

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer