Bijdrage Isra­ë­lische ambassade - vergroening plein 1813


Cie Leef­om­geving

13 september 2018

Voorzitter,

We spreken vandaag over de gedeeltelijke sloop van een Rijksmonument en de kap van 40 bomen. En iedereen vindt dit een slecht plan; de welstandscommissie, groenverenigingen, de minister van OCW en omwonenden. En toch wil het college dit plan laten doorgaan. Waarom?

Voorzitter, mijn fractie stoort zich aan de manier waarop het college zich met hangende pootjes opstelt richting de Staat Israël en roept het college op om zich aan de eigen regelgeving te houden en zich niet langer te verschuilen achter een onjuiste interpretatie van het Verdrag van Wenen. Als de regels netjes worden gevolgd kan er maar 1 conclusie zijn en dat is dat het de omgevingsvergunning niet afgeeft.

Allereerst de waarborging van de veiligheid. Het college zet in de beantwoording van de SV’s de veiligheid voorop en verwijst daarbij naar het verdrag van Wenen. Maar in dat verdrag staat dat de ontvangende staat haar wettelijke voorschriften volgt bij het behulpzaam zijn van de zendstaat. Nu duidelijk is dat de staat Israël tegen de regels in een monument wil ontmantelen, een toegangsgebouw wil bouwen, wil bouwen op terreinen waarop volgens bestemmingsplan niet gebouwd mag worden, etc. etc., is het verdrag van Wenen geen excuus om af te wijken van de regelgeving die direct of indirect per wet is vastgesteld. Sterker nog, het verdrag van Wenen wijst er expliciet op dat deze regels van toepassing blijven.

Voorzitter, dat wat het college zegt in de ontwerp-omgevingsvergunning – dat de staat Israel een vrije keuze heeft betreffende de locatie, dat de locatie waar het bouwplan is beoogd passend, geschikt en logisch is, dat het voldoen aan de verplichtingen op grond van het Verdrag van Wenen voorrang heeft op de belangen van monumentenzorg is allemaal onjuist.

Het is nog steeds zo dat de vergunningverlener gewoon aan de wettelijke verplichtingen moet voldoen, en die rijmen niet met de aantasting van we monumentale waarden en het groen. Graag een reactie.

Voorzitter, ook de groenbeheerder laat zich leiden door vreemde veronderstellingen. Er staat: “De groenbeheerder overweegt dat voor het herhuisvesten van de ambassade een gedegen politieke afweging is gemaakt en dat voor deze verhuizing van de ambassade diverse maatregelen voor veiligheid noodzakelijk zijn.” Wanneer is die politieke weging gemaakt en sinds wanneer is het de rol van de groenbeheerder om die te beoordelen?

Het college zegt verder: het is geen sloop, maar een aanpassing van het gebouw. Voorzitter, in het ontwerpbesluit staat dat er wel degelijk een gedeelte gesloopt wordt. De minister van OCW zegt zelfs: “Uitvoering van het plan leidt tot onomkeerbaar verlies van belangwekkende onderdelen van het historische interieur en casco van het rijksmonument. De betreffende onderdelen dateren uit de bouwtijd en verkeren in een goede conditie. Vanuit een oogpunt van monumentenzorg bestaat geen reden voor een dergelijk grootschalige sloop.”

Dus mijn vraag aan de wethouder is: waarom laat hij het veiligheidsbelang van de ambassade zo zwaar wegen ten opzichte van onze eigen wetgeving, de bescherming van monumenten, van het groen en van de veiligheid van de omwonenden?

De gemeente is de vergunningverlenende instantie. Waarom zeggen we dan niet, we staan gedeeltelijke sloop van het gebouw niet toe?

Bovendien gaat dit om een zeer zwaarwegende beslissing waarbij de veiligheid van de omwonenden meespeelt, en bovendien onze wettelijke regelgeving. Toch heeft het college alleen de standaard juridische adviezen ingewonnen. Waarom is er niet gevraagd naar een uitgebreid juridisch advies over de werking van het verdrag van Wenen? Is de wethouder bereid zich alsnog juridisch te laten adviseren?

Is de wethouder bereid de zienswijzeprocedure te verhelderen, zoals de insprekers hebben gevraagd? En welke datum geldt als de datum van het besluit?

Ik kijk uit naar de beantwoording.