Aanvullende raadsvragen Mishandeling Konijn
Indiendatum: mrt. 2011
Den Haag, 16 maart 2011
Aan de voorzitter van de gemeenteraad,
Omdat de schriftelijke vragen Mishandeling Konijn (RIS 177737) niet, niet volledig beantwoord ofwel niet voldoende onderbouwd zijn, stelt ondergetekende - onder verwijzing naar artikel 38 van het Reglement van Orde - de volgende aanvullende vragen:
1)Ten aanzien van de beantwoording van vraag 2: Waarom is specifiek in deze zaak geen aangifte tot stand gekomen? Graag ontvang ik een specifieke onderbouwing en een uitleg van de algemene werkwijze.
2)Ten aanzien van de beantwoording van vraag 5: U geeft aan dat aangiftes van dierenmishandeling worden bezien in samenhang met andere aangiftes en dat er onvoldoende capaciteit is om alle ontvangen aangiftes te onderzoeken en dat zaken met groot menselijk leed de hoogste prioriteit hebben.
Omdat er altijd wel zaken met menselijk leed te onderzoeken zijn, vraag ik mij af wanneer een vermoeden van dierenmishandeling in aanmerking komt voor onderzoek binnen het korps Haaglanden. Graag een toelichting op de prioritering van zaken.
3)Wanneer iemand in staat is een konijn uit een flat te gooien, maak ik mij ernstig zorgen over waar die persoon nog meer toe in staat is ten aanzien van de eventueel aanwezige gezinsleden en andere huisdieren?
Deelt u mijn zorgen?
4)In het rapport “Cirkel van geweld” wordt het verband aangetoond tussen dierenmishandeling en huiselijk geweld. De politie maakt bij onvoldoende capaciteit keuzes waarbij zaken met groot menselijk leed de hoogste prioriteit hebben. Vast staat dat huiselijk geweld ook groot menselijk leed behelst.
Bent u met mij van mening dat door de politie een verkeerde afweging wordt gemaakt wanneer zij zegt bij de beoordeling van zaken een onderscheid te maken tussen “zaken van groot menselijk leed” en “dierenmishandeling”, nu er duidelijk een samenhang bestaat tussen huiselijk geweld en dierenmishandeling?
5)Is het politiekorps inmiddels doordrongen van het verband tussen dierenmishandeling en huiselijk geweld en gaat dit meewegen in de beoordeling van de prioriteit van zaken?
6)In de beantwoording van vraag 8 wordt gesteld dat er geen cijfers bekend zijn over onderzoeken die niet zijn ingesteld.
Zijn er cijfers bekend over de hoeveelheid aangiftes van dierenmishandeling die niet hebben geleid tot het instellen van een opsporingsonderzoek?
Zo nee, hoe is het mogelijk dat dit niet uit het politiesysteem te achterhalen is?
7)In aanvulling op vraag 6 en 8: Bent u bereid veranderingen in het politie informatiesysteem door te voeren zodat de cijfers met betrekking tot aangiftes van dierenmishandeling en de cijfers met betrekking tot de onderzoeken die wel of niet naar aanleiding van deze aangiftes hebben plaatsgevonden, kunnen worden achterhaald?
8)Wanneer er op grond van een gebrek aan capaciteit een keuze wordt gemaakt om een zaak van dierenmishandeling niet nader te onderzoeken zoals u in vraag 5 praktisch stelt; Wordt er in een dergelijk geval doorverwezen naar de LID?
Zo nee waarom niet?
9)Bent u voornemens de doorverwijzing naar de LID door een politieambtenaar bij gebrek aan capaciteit, onderdeel van de bestaande praktijk te maken?
10)Gezien het feit dat vraag 11 niet beantwoord is, stel ik deze hier nogmaals:
Waarom heeft de politie aangeefster – bij gebrek aan personeel en prioritering – niet doorverwezen naar de LID?
De volgende informatie is daarbij van groot belang:
De fractie van de Partij voor de Dieren heeft gesproken met de betreffende getuige en het was wel degelijk haar intentie om aangifte te doen. Zij gaf aan niet doorverwezen te zijn naar de LID door de politie. Ook is haar niet gevraagd om later terug te komen.
11)In vraag 13 geeft u aan dat de korpschef de bestaande instructies en afspraken opnieuw onder de aandacht van het personeel zal brengen.
Graag ontvangen wij een opgave van deze bestaande afspraken en instructies.
Met vriendelijke groet,
Marieke de Groot
Fractievoorzitter Partij voor de Dieren
Gemeente Den Haag
Indiendatum:
mrt. 2011
Antwoorddatum: 16 mrt. 2011
Inzake: aanvullende vragen mishandeling konijn
De gemeenteraad
Het raadslid mevrouw M.J.E. de Groot heeft op 16 maart 2011 een brief met daarin elf vragen aan de voorzitter van de gemeenteraad gericht.
Overeenkomstig artikel 38 van het reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad, beantwoorden wij deze vragen als volgt.
Omdat de schriftelijke vragen Mishandeling Konijn (RIS 177737) niet, niet volledig beantwoord ofwel niet voldoende onderbouwd zijn, stelt ondergetekende - onder verwijzing naar artikel 38 van het
Reglement van Orde - de volgende aanvullende vragen:
1. Ten aanzien van de beantwoording van vraag 2: Waarom is specifiek in deze zaak geen aangifte tot stand gekomen? Graag ontvang ik een specifieke onderbouwing en een uitleg van de algemene werkwijze.
Zoals geantwoord op de eerdere vragen (RIS 177737) is de algemene werkwijze dat aangiftes altijd moeten worden opgenomen. Als het erg druk is kan betrokkene eventueel worden verzocht op een ander moment terug te komen. In dit geval is de wens van betrokkene om aangifte te doen echter onvoldoende onderkend door de politieambtenaar aan de balie.
2. Ten aanzien van de beantwoording van vraag 5: U geeft aan dat aangiftes van dierenmishandeling worden bezien in samenhang met andere aangiftes en dat er onvoldoende
capaciteit is om alle ontvangen aangiftes te onderzoeken en dat zaken met groot menselijk leed de hoogste prioriteit hebben. Omdat er altijd wel zaken met menselijk leed te onderzoeken zijn, vraag ik mij af wanneer een vermoeden van dierenmishandeling in aanmerking komt voor onderzoek binnen het korps Haaglanden. Graag een toelichting op de prioritering van zaken.
BSD/2011.474 2
Zoals vermeld worden aangiftes van strafbare feiten in onderlinge samenhang bezien en krijgen zaken met persoonlijk leed daarbij voorrang. In die systematiek krijgen dierenmishandelingszaken dus veelal een lagere prioriteit. Dit dient overigens niet te worden verward met meldingen van zaken waarbij een dier in een benarde positie verkeert of wordt verwaarloosd. Dergelijke meldingen worden steeds onderzocht en waar nodig wordt handelend opgetreden.
3. Wanneer iemand in staat is een konijn uit een flat te gooien, maak ik mij ernstig zorgen over waar die persoon nog meer toe in staat is ten aanzien van de eventueel aanwezige gezinsleden en
andere huisdieren? Deelt u mijn zorgen?
Ja.
4. In het rapport "Cirkel van geweld" wordt het verband aangetoond tussen dierenmishandeling en huiselijk geweld. De politie maakt bij onvoldoende capaciteit keuzes waarbij zaken met groot
menselijk leed de hoogste prioriteit hebben. Vast staat dat huiselijk geweld ook groot menselijk leed behelst. Bent u met mij van mening dat door de politie een verkeerde afweging wordt gemaakt
wanneer zij zegt bij de beoordeling van zaken een onderscheid te maken tussen "zaken van groot menselijk leed" en "dierenmishandeling", nu er duidelijk een samenhang bestaat tussen huiselijk
geweld en dierenmishandeling?
Nee. Zaken worden in hun onderlinge samenhang bezien.
5. Is het politiekorps Inmiddels doordrongen van het verband tussen dierenmishandeling en huiselijk geweld en gaat dit meewegen in de beoordeling van de prioriteit van zaken?
De aanpak van huiselijk geweld is één van de prioriteiten van politie, justitie en de gemeente. Zoals onlangs gemeld aan de raad (RIS178628) is bij politie Haaglanden steeds meer aandacht voor het verband tussen dierenmishandeling en huiselijk geweld en worden politiemensen geattendeerd alert te zijn op dit verband. Het onderwerp is ook opgenomen in het veiligheidshuis.
6. In de beantwoording van vraag 8 wordt gesteld dat er geen cijfers bekend zijn over onderzoeken die niet zijn ingesteld. Zijn er cijfers bekend over de hoeveelheid aangiftes van
dierenmishandeling die niet hebben geleid tot het instellen van een opsporingsonderzoek? Zo nee, hoe is het mogelijk dat dit niet uit het politiesysteem te achterhalen is?
De gevraagde cijfers zijn niet bekend. Het door het Rijk vastgestelde (landelijke) systeem is ontwikkeld voor het afwerken van individuele zaken, maar niet voor het achteraf vervaardigen van
diverse overzichten.
7. In aanvulling op vraag 6 en 8: Bent u bereid veranderingen in het politie informatiesysteem door te voeren zodat de cijfers met betrekking tot aangiftes van dierenmishandeling en de cijfers met
betrekking tot de onderzoeken die wel of niet naar aanleiding van deze aangiftes hebben plaatsgevonden, kunnen worden achterhaald?
BSD/2011.474 3
Het is voor het college of de burgemeester niet mogelijk om veranderingen aan te brengen in het automatiseringssysteem van de politie. Inmiddels is echter duidelijk dat het systeem ook diverse andere problemen kent. Deze zullen hopelijk bij de ontwikkeling van een nieuw systeem de komende jaren worden opgelost.
8. Wanneer er op grond van een gebrek aan capaciteit een keuze wordt gemaakt om een zaak van dierenmishandeling niet nader te onderzoeken zoals u in vraag 5 praktisch stelt; Wordt er in een
dergelijk geval doorverwezen naar de LID? Zo nee waarom niet?
9. Bent u voornemens de doorverwijzing naar de LID door een politieambtenaar bij gebrek aan capaciteit, onderdeel van de bestaande praktijk te maken?
10. Gezien het feit dat vraag 11 niet beantwoord is, stel ik deze hier nogmaals: Waarom heeft de politie aangeefster - bij gebrek aan personeel en prioritering - niet doorverwezen naar de LID?
De volgende informatie is daarbij van groot belang: De fractie van de Partij voor de Dieren heeft gesproken met de betreffende getuige en het was wel degelijk haar intentie om aangifte te doen.
Zij gaf aan niet doorverwezen te zijn naar de LID door de politie. Ook is haar niet gevraagd om later terug te komen.
Zoals eerder geantwoord moeten aangiftes bij de politie altijd worden opgenomen. In deze systematiek dienen aangevers niet te worden geweigerd, noch te worden verwezen naar andere instanties. De verwachting is dat de afhandeling van aangiftes van dierenmishandeling met de komst van de in het regeerakkoord aangekondigde dierenpolitie binnenkort nog beter geborgd zal zijn.
11. In vraag 13 geeft u aan dat de korpschef de bestaande instructies en afspraken opnieuw onder de aandacht van het personeel zal brengen. Graag ontvangen wij een opgave van deze bestaande afspraken en instructies.
De (wettelijke) instructie luidt dat aangiftes dienen te worden opgenomen. De afspraak is dat bij grote drukte de aangever kan worden gevraagd op een ander moment terug te komen.
Het college van burgemeester en wethouders,
de secretaris, de burgemeester,
mw. A.W.H. Bertram J.J. van Aartsen
Wij staan voor:
Interessant voor jou
Raadsvragen over toenemend dierenleed
Lees verderRaadsvragen over de Open Havendag
Lees verder