Raads­vragen mishan­deling Konijn


Indiendatum: dec. 2010

Den Haag, 15 december 2010

Aan de voorzitter van de gemeenteraad,

Naar aanleiding van het bericht in de Telegraaf d.d. 13 december 2010 ”Konijntje uit flat gegooid” en in aanvulling op de vragen van mevrouw D. de Winter, stelt ondergetekende - onder verwijzing naar artikel 38 van het Reglement van Orde - de volgende vragen:

Inleiding
Naar aanleiding van onderzoek door onze fractie is het volgende naar voren gekomen: De zaak wordt op dit moment door niemand onderzocht, niet door Politie Haaglanden en niet door de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (hierna te noemen LID). Politie Haaglanden is op de hoogte geraakt van deze zaak door een getuige die het konijn uit de flat heeft zien vallen. Onduidelijk is – gezien een gebrek aan informatie in het politiesysteem – hoe het proces van aangifte doen exact is verlopen. De aangifte ligt in ieder geval niet bij Politie Haaglanden. Daarnaast is bij de afdeling communicatie van de politie Haaglanden niet bekend of er een vorm van samenwerking met de LID is en of er concrete afspraken met de LID zijn gemaakt. De fractie van de Partij voor de Dieren heeft contact opgenomen met de betrokkenen en hen op de hoogte gesteld van het feit dat ze aangifte kunnen doen bij de LID, alwaar een onderzoek naar het incident vervolgens alsnog kan plaatsvinden. ‘t Knagertje, de knaagdierenopvang waar het dier is opgevangen, heeft goede redenen om te vermoeden dat het konijn een scheef bekken heeft en zij zullen nader onderzoek laten doen door een dierenarts.

1. Zijn de politiemedewerkers van Haaglanden in voldoende mate bekend met artikel 163 van het Wetboek van Strafvordering op grond waarvan een opsporingsambtenaar verplicht is een aangifte op te nemen? Wordt aan die verplichting ook voldoende navolging gegeven? Zo ja, waar baseert u dat op?

2. Kunt u uitleggen waarom er in deze zaak geen aangifte tot stand is gekomen terwijl dit klaarblijkelijk wel de intentie was van de betrokkene?

3. Waarom heeft de politie in dit geval besloten de aangifte niet op te nemen?

4. Hoe wordt er binnen de politie Haaglanden omgegaan met meldingen en aangiftes van dierenmishandeling en dierenleed?

5. Wanneer gaat een politieambtenaar een melding of aangifte van dierenleed of dierenmishandeling onderzoeken en welke criteria spelen daar bij mee?

6. Hoe vaak wordt er door de politie Haaglanden een melding van dierenleed of dierenmishandeling onderzocht?

7. In hoeveel van deze zaken wordt daadwerkelijk tot vervolging overgegaan?

8. Hoe vaak is de politie niet in staat of niet bereid om een onderzoek in te stellen naar vermoedelijke dierenmishandeling?

9. Hoe vaak en in welke gevallen verwijst de politie de betrokkene vervolgens door naar de LID of naar een collega?

10. Hoe is de samenwerking met de LID geregeld en welke concrete afspraken zijn er met de LID gemaakt?

11. Waarom heeft de politie aangeefster – bij gebrek aan personeel en prioritering- niet doorverwezen naar LID?

De politie is de eerste waartoe een burger zich wendt wanneer zich vermoedelijk een misdrijf of overtreding heeft voorgedaan. Als de politie dan – in geval van dierenleed- niet thuis geeft, gebeurt er dus verder niets meer zoals nu blijkt.

12. Bent u het met mij eens dat de politie dan toch op zijn minst de aangever of de getuige kan verwijzen naar de LID of een collega die meer tijd en eventueel meer specialistische kennis heeft opdat dierenmishandeling niet ongestraft blijft?

Om een efficiënte en coherente werkwijze te bewerkstelligen binnen het politiekorps Haaglanden en omstreken, opdat dit soort ernstige zaken niet tussen wal en schip vallen en toch de aandacht krijgen die ze verdienen zou een protocol aan te bevelen zijn.

13. Is de burgemeester bereid het politiekorps te instrueren een protocol op te stellen aangaande de werkwijze omtrent de meldingen en aangiftes van dierenmishandeling en dierenleed?


Met vriendelijke groet,


Marieke de Groot
Fractievoorzitter Partij voor de Dieren
Gemeente Den Haag

Indiendatum: dec. 2010
Antwoorddatum: 8 mrt. 2011

Het gemeenteraadslid mevrouw M.J.E. de Groot heeft op 15 december 2010 een brief met daarin 13 vragen aan de voorzitter van de gemeenteraad gericht. De vragen gaan over de mishandeling van een konijn. Overeenkomstig artikel 38 van het reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad, beantwoorden wij deze vragen als volgt.

1. Zijn de politiemedewerkers van Haaglanden in voldoende mate bekend met artikel 163 van het Wetboek van Strafvordering op grond waarvan een opsporingsambtenaar verplicht is een aangifte op te nemen? Wordt aan die verplichting ook voldoende navolging gegeven? Zo ja, waar baseert u dat op?

2. Kunt u uitleggen waarom er in deze zaak geen aangifte tot stand is gekomen terwijl dit klaarblijkelijk wel de intentie was van de betrokkene?

3. Waarom heeft de politie in dit geval besloten de aangifte niet op te nemen?

Van strafbare feiten moet altijd aangifte kunnen worden gedaan. Dat geldt ook voor dierenmishandeling. Het tekort aan personeel kan geen reden zijn om te weigeren een aangifte op te nemen. Wel kan personeelsschaarste aanleiding zijn om een aangever te vragen op een ander moment terug te komen voor het doen van aangifte. Politie Haaglanden neemt ieder jaar enkele tienduizenden aangiften op. Zoals wij bij de beantwoording van eerdere vragen over de zaak (RIS 177556) hebben aangegeven, komt het helaas incidenteel voor dat (ten onrechte) geen aangifte wordt opgenomen.

4. Hoe wordt er binnen de politie Haaglanden omgegaan met meldingen en aangiftes van dierenmishandeling en dierenleed?

5. Wanneer gaat een politieambtenaar een melding of aangifte van dierenleed of dierenmishandeling onderzoeken en welke criteria spelen daar bij mee?

Bij meldingen van verwaarlozing van dieren gaat de politie ter plaatse kijken en wordt zonodig de dierenambulance gewaarschuwd.

Bij dierenleed zoals honden in auto’s die in de zon staan, wordt onmiddellijk handelend opgetreden. Daarbij staat steeds het welzijn van het dier voorop en komt de strafrechtelijke afdoening op de tweede plaats.

Aangiftes van dierenmishandeling worden bezien in samenhang met andere aangiftes. De politie heeft onvoldoende capaciteit om alle ontvangen aangiftes ook feitelijk te onderzoeken; het maken van keuzes is dus onvermijdelijk. Daarbij hebben zaken met groot menselijk leed de hoogste prioriteit.

6. Hoe vaak wordt er, door de politie Haaglanden een melding van dierenleed of dierenmishandeling onderzocht?

Met behulp van de ter beschikking staande (landelijke) informatiesystemen is het niet mogelijk om deze vraag exact te beantwoorden. Naar schatting gaat het in Den Haag om enkele tientallen zaken per jaar.

7. In hoeveel van deze zaken wordt daadwerkelijk tot vervolging overgegaan?

Vervolging is voorbehouden aan het openbaar ministerie. De gemeente en de politie beschikken niet over deze cijfers.

8. Hoe vaak is de politie niet in staat of niet bereid om een onderzoek in te stellen naar vermoedelijke dierenmishandeling?

Zie de antwoorden op de vragen 1 t/m 3. De politie beschikt niet over cijfers over onderzoeken die niet zijn ingesteld.

9. Hoe vaak en in welke gevallen verwijst de politie de betrokkene vervolgens door naar de LID of naar een collega?

Het politiepersoneel wordt geïnstrueerd om aangiftes van burgers steeds zoveel mogelijk op te nemen, ongeacht het soort delict, de plaats waar het is gepleegd en de woonplaats van de aangever. Zonodig zal de aangever worden verzocht om op een ander moment terug te komen.

10. Hoe is de samenwerking met de LID geregeld en welke concrete afspraken zijn er met de LID gemaakt?

De LID houdt zich bezig met meldingen over gezelschapsdieren en hobbymatig gehouden landbouwhuisdieren. De Algemene Inspectiedienst van het ministerie van LNV (AID) bemoeit zich met klachten over professioneel gehouden landbouwdieren..In voorkomende gevallen wordt er nauw samengewerkt tussen de politie, de LID en de AID. Bureau Levende Have speelt hierbij een coördinerende rol. Dat werkt tot tevredenheid en er is geen aanleiding om nadere afspraken te maken.

11. Waarom heeft de politie aangeefster - bij gebrek aan personeel en prioritering - niet doorverwezen naar LID? De politie is de eerste waartoe een burger zich wendt wanneer zich vermoedelijk een misdrijf of overtreding heeft voorgedaan. Als de politie dan - in geval van dierenleed - niet thuis geeft, gebeurt er dus verder niets meer zoals nu blijkt.

Zie de antwoorden op de vragen 1 t/ 3, 9 en 10.

12. Bent u het met mij eens dat de politie dan toch op zijn minst de aangever of de getuige kan verwijzen naar de LID of een collega die meer tijd en eventueel meer specialistische kennis heeft opdat dierenmishandeling niet ongestraft blijft?

Neen. Zie de antwoorden op de vragen 1 t/m 3, 9 en 10.
Om een efficiënte en coherente werkwijze te bewerkstelligen binnen het politiekorps Haaglanden en omstreken, opdat dit soort ernstige zaken niet tussen wal en schip vallen en toch de aandacht krijgen die ze verdienen zou een protocol aan te bevelen zijn.

13. Is de burgemeester bereid het politiekorps te instrueren een protocol op te stellen aangaande de werkwijze omtrent de meldingen en aangiftes van dierenmishandeling en dierenleed?

Een extra protocol is naar de mening van het college niet nodig. Het gaat er meer om dat reeds bestaande instructies en afspraken worden nagekomen. De korpschef zal deze dan ook opnieuw onder de aandacht van het personeel brengen.

Het college van burgemeester en wethouders,


de secretaris, de burgemeester,
mw. A.W.H. Bertram J.J. van Aartsen

Interessant voor jou

Raadsvragen over het belang van bijen en andere bestuivende insecten

Lees verder

Raadsvragen vuurwerk

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer