Schriftelijke vragen Natuurbescherming via omgevingsvergunning
Indiendatum: jun. 2012
Den Haag, 25 april 2012,
Aan de voorzitter van de gemeenteraad,
Onderzoeksinstituut Alterra heeft onderzoek uitgevoerd naar de wijze waarop gemeenten bij aanvragen voor een omgevingsvergunning op grond van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) omgaan met beschermde flora en fauna .
In oktober 2012 is de Wabo in werking getreden, waardoor bevoegd gezag een geïntegreerde omgevingsvergunning kan afgeven voor bouwen, wonen, ruimte, natuur en milieu. Op dit moment zijn gemeentes niet het bevoegd gezag in het kader van de flora en faunawet en de Natuurbeschermingswet. Dit betekent dat wanneer er bij een omgevingsvergunningaanvraag wordt aangegeven dat het om een ‘handelingen met gevolgen voor beschermde planten en dieren’ gaat, gemeente een ‘Verklaring van geen bedenkingen’ aanvraagt bij Dienst Regelingen.
Uit het onderzoek bleek dat het natuuraspect nu onvoldoende wordt meegenomen bij de vergunningsaanvraag. Naar aanleiding hiervan stelt ondergetekende - onder verwijzing naar artikel 38 van het Reglement van Orde - de volgende vragen:
1. Hoeveel aanvragen voor een omgevingsvergunning op grond van de WABO zijn er in 2010 en 2011 gedaan? Bij hoeveel van die aanvragen is door de initiatiefnemers aangegeven dat er sprake is/was van handelen met gevolgen voor beschermde dieren- en plantensoorten?
2. Hoeveel procent van de aanvragen voor een omgevingsvergunning komen via het Omgevingsloket Online binnen? Via welke andere wegen komen de aanvragen binnen?
3. Op welke wijze worden de aanvragen voor omgevingsvergunningen afgehandeld, zijn daar speciale programma’s of deskundigen voor?
4. Op welke wijze wordt er specifiek rekening gehouden met de natuurwetgeving bij het afhandelen van aanvragen voor een omgevingsvergunningen?
5. Bij hoeveel aanvragen is een Verklaring van geen bedenkingen aangevraagd danwel afgegeven?
6. Wordt gecontroleerd of de initiatiefnemers de aanvragen voor omgevingsvergunningen naar behoren hebben ingevuld, vooral ten aanzien van het handelen met gevolgen voor beschermde dieren- en plantensoorten? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet?
7. Zijn er gevallen geweest waarbij de initiatiefnemer ten onrechte heeft aangegeven dat er geen sprake is/was van handelen met gevolgen voor beschermde dieren- en plantensoorten? Zo ja, hoeveel en wat is er met die aanvragen gebeurd?
8. Worden bij het afhandelen van omgevingsvergunningen natuurgegevens geraadpleegd? Zo ja, welke? Zo neen, waarom niet?
9. Is het college van mening dat zij de burgers goed moeten voorlichten over de aanwezigheid van beschermde flora en fauna? Zo ja, op welke wijze gebeurt dat? Zo neen, waarom niet?
10. Is het college van oordeel dat met de huidige wet- en regelgeving de taken en verantwoordelijkheden ten aanzien van de natuurwetgeving goed geregeld zijn? Graag een toelichting.
Indiendatum:
jun. 2012
Antwoorddatum: 25 apr. 2012
Het raadslid mevrouw M.J.E. de Groot heeft op 25 april 2012 een brief met daarin tien vragen aan de voorzitter van de gemeenteraad gericht. Overeenkomstig artikel 38 van het reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad, beantwoordt het college deze vragen als volgt.
Onderzoeksinstituut Alterra heeft onderzoek uitgevoerd naar de wijze waarop gemeenten bij aanvragen voor een omgevingsvergunning op grond van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht
(Wabo) omgaan met beschermde flora en fauna. In oktober 2012 is de Wabo in werking getreden, waardoor bevoegd gezag een geïntegreerde omgevingsvergunning kan afgeven voor bouwen, wonen, ruimte, natuur en milieu. Op dit moment zijn gemeentes niet het bevoegd gezag in het kader van de flora en faunawet en de Natuurbeschermingswet. Dit betekent dat wanneer er bij een omgevingsvergunningaanvraag wordt aangegeven dat het om een “handelingen met gevolgen voor beschermde planten en dieren”gaat, gemeente een “Verklaring van geen bedenkingen”aanvraagt bij Dienst Regelingen.
Uit het onderzoek bleek dat het natuuraspect nu onvoldoende wordt meegenomen bij de vergunningsaanvraag. Naar aanleiding hiervan stelt ondergetekende – onder verwijzing naar artikel 38 van het Reglement van Orde – de volgende vragen:
1. Hoeveel aanvragen voor een omgevingsvergunning op grond van de WABO zijn er in 2010 en 2011 gedaan? Bij hoeveel van die aanvragen is door de initiatiefnemer aangegeven, dat er sprake
is/was van handelen met gevolgen voor beschermde dieren- en plantensoorten?
Sinds de invoering van de Wabo op 1 oktober 2010 zijn er 6868 aanvragen ingediend (tot 1 mei 2012). Daarvan is bij 5 aanvragen tevens een verzoek gedaan om de Flora- en faunawet als aangehaakte activiteit bij de aanvraag te betrekken.
2. Hoeveel procent van de aanvragen voor een omgevingsvergunning komen via het Omgevingsloket Online binnen?Via welke andere wegen komen de aanvragen binnen?
Over dezelfde periode is van dit aantal 62.29% digitaal ingediend via het Omgevingsloket Online. De overige aanvragen komen analoog binnen. Deze worden direct gescand en digitaal in behandeling genomen.
3. Op welke wijze worden de aanvragen voor omgevingsvergunningen afgehandeld, zijn daar speciale programma’s of deskundigen voor?
Binnen de gemeente wordt een regisseur aangewezen die zorg draagt voor het tijdig en compleet afwikkelen van de aanvraag. Deze regisseur kan bij elk van de betrokken organisatieonderdelen
werken. Hij/zij wordt geassisteerd door de deskundigen (de toetsers) van de vakafdelingen, die zorg dragen voor de inhoudelijke behandeling en beoordeling van de aanvraag. De regisseurs, toetsers en adviseurs werken allemaal met dezelfde applicaties.
4. Op welke wijze wordt er specifiek rekening gehouden met de natuurwetgeving bij het afhandelen van aanvragen voor een omgevingsvergunning?
Door de locatie van de aanvraag wordt duidelijk of de aspecten natuurbescherming en/of Flora en fauna een rol kan spelen. De vakafdeling geeft aan of dit het geval is en zo nodig wordt de aanvrager gemeld de aanvraag op dat aspect aan te vullen.
5. Bij hoeveel aanvragen is een Verklaring van geen bedenkingen aangevraagd danwel afgegeven?
In een aantal situaties is door de aanvrager vooraf een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet aangevraagd. In die situatie is de provincie het bevoegde gezag. In de afgelopen periode zijn bij de gemeente twee aanvragen ingediend waarvoor de zogenaamde verklaring van geen bedenking is dan wel nog zal worden aangevraagd.
6. Wordt gecontroleerd of de initiatiefnemers de aanvragen voor omgevingsvergunningen naar behoren hebben ingevuld, vooral ten aanzien van het handelen met gevolgen voor beschermde
dieren- en plantensoorten? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4
7. Zijn er gevallen geweest waarbij de initiatiefnemer ten onrechte heeft aangegeven, dat er geen sprake is/was van handelen met gevolgen voor beschermde dieren- en plantensoorten? Zo ja,
hoeveel en wat is er met die aanvragen gebeurd?
Nee. Een initiatiefnemer geeft bij een aanvraag in beginsel aan waarvoor hij denkt een vergunning nodig te hebben. Het bevoegde gezag wijst hem op de noodzaak van het aanvragen van de activiteit Natuurbescherming of de activiteit Flora en Fauna. Indien de aanvulling achterwege blijft kan dit leiden tot een buiten behandeling laten van de aanvraag.
8. Worden bij het afhandelen van omgevingsvergunningen natuurgegevens geraadpleegd? Zo ja, welke? Zo neen, waarom niet?
Ja. Afhankelijk van de aanvraag worden de Nationale Databank Flora en Fauna, de website waarneming.nl of bij de gemeente aanwezige onderzoeksgegevens geraadpleegd.
9. Is het college van mening dat zij de burgers goed moet voorlichten over de aanwezigheid van beschermde flora en fauna? Zo ja, op welke wijze gebeurt dat? Zo neen, waarom niet?
Ja. Via het Omgevingsloket worden initiatiefnemers geïnformeerd over de wettelijke eisen waaraan zij moeten voldoen. Zowel het Omgevingsloket als de gemeente biedt de mogelijkheid tot vooroverleg. Om de voorlichting aan burgers verder te verbeteren is er een handleiding in voorbereiding die de burger kan helpen bij het bepalen van de noodzaak van een aanvraag flora en fauna.
10. Is het college van oordeel dat met de huidige wet- en regelgeving de taken en verantwoordelijkheden ten aanzien van de natuurwetgeving goed geregeld zijn? Graag een toelichting.
Het college acht de huidige wet- en regelgeving adequaat. De vigerende wetgeving koppelt de natuurwetgeving binnen de Wabo aan onder meer bouwactiviteiten, waardoor het college het bevoegde gezag is. Overigens is de wetgever bezig het omgevingsrecht te actualiseren met het opstellen van de zogenaamde Omgevingswet, waarin onder meer de rol en verantwoordelijkheden van het bevoegd gezag worden verhelderd.
Het college van burgemeester en wethouders,
de locosecretaris, de locoburgemeester,
Gerard Boot Marnix Norder
Wij staan voor:
Interessant voor jou
Schriftelijke vragen Sierduiven loslaten
Lees verderRaadsvragen onvoldoende bescherming persoonsgegevens politie
Lees verder