Schrif­te­lijke vragen over giftige rodo­den­drons in Oosterbeek


Indiendatum: mei 2014

Den Haag, 22 mei 2014

Aan de voorzitter van de gemeenteraad,

Vanuit de stad ontvingen wij het bericht dat vele rododendrons zijn aangeplant in landgoed Oosterbeek. De gemeente Den Haag vermeldt op de website dat in het kader van het herstellen van het landgoed in oude staat er onder andere 'nieuw groen’ wordt aangeplant: ‘door het aanbrengen van nieuwe bosbeplanting, komen er meer soorten planten, waardoor het bos aantrekkelijker wordt.’ Echter, de rododendron is een uitheemse plant die nauwelijks natuurwaarde heeft en voor veel diersoorten giftig is. Zo is het nectar giftig voor vele insectensoorten waaronder de bij. Hoewel de werkzaamheden in het landgoed volgens de gemeente als doel hebben het bos aantrekkelijker te maken, lijkt er op dat de gemeente geen rekening houdt met de aanwezige diersoorten. De gemeenteraad heeft in 2012 het initiatiefvoorstel “Den Haag Bij voorbeeld” van de Partij voor de Dieren en de Haagse Stadspartij aangenomen. Bijvriendelijk handelen zou daarmee uitgangspunt moeten zijn van het gemeentelijk natuurbeleid. Onder verwijzing naar artikel 38 van het Reglement van Orde stelt ondergetekende de volgende vragen:

  1. Is het college bekend met het feit dat de rododendron geen inheemse plantensoort is met weinig natuurwaarde, de nectar zelfs giftig is voor veel diersoorten waaronder insecten zoals de bij en ook het giftige bladstrooisel verstikkend werkt op ander leven rondom de plant?
  2. Kan het college uiteenzetten waarom zij heeft besloten deze plantensoort aan te planten terwijl het de natuurlijkheid en biodiversiteit niet bevordert en het geen structurele bijdrage levert aan het bevorderen van de leefomstandigheden van de fauna in de stad?
  3. Kan het college verklaren hoe het aanplanten van rododendrons past binnen het ecologisch groenbeheer wat zij zegt al jaren uit te voeren in de stad?
  4. Kan het college verklaren hoe het aanplanten van deze voor onder andere bijen giftige plant te rijmen is met het streven naar een bijvriendelijk beleid voor een betere bijenstand?
  5. Kan het college uiteenzetten waarom zij niet de kans benut om tijdens het aanplanten van nieuw groen in de stad ook daadwerkelijk te kiezen voor (inheemse) beplanting met veel natuurwaarde zoals bes- en vruchtdragende (doorn)struiken en/of drachtplanten die de biodiversiteit en natuur optimaal bevorderen en tegelijkertijd aantrekkelijk zijn voor vogels en insecten?
  6. Deelt het college de mening dat de gemeente een onafhankelijke stadsecoloog moet betrekken bij de keuzes die worden gemaakt over nieuwe aanplant en beheer van huidige natuur in Den Haag? Zo ja, op welke termijn en wijze gaat het college dit uitvoeren? Zo nee, waarom niet?
  7. Is het college bereid om in het vervolg bij de aanleg en onderhoud van natuur en groengebieden te kiezen voor beplanting die veel natuurwaarde heeft en die rekening houdt met de voedselbehoefte van de verschillende diersoorten? Zo nee, waarom niet?

Met vriendelijke groet,

Christine Teunissen
Partij voor de Dieren Den Haag

Gerwin van Vulpen

Haagse Stadspartij

Indiendatum: mei 2014
Antwoorddatum: 17 jun. 2014

De raadsleden mevrouw C. Teunissen en de heer G.W. van Vulpen hebben op 23 mei 2014 een brief met daarin zeven vragen aan de voorzitter van de gemeenteraad gericht. Overeenkomstig artikel 38 van het reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad, beantwoordt het college deze vragen als volgt.

Vanuit de stad ontvingen wij het bericht dat vele rododendrons zijn aangeplant in landgoed Oosterbeek. De gemeente Den Haag vermeldt op de website dat in het kader van het herstellen van het landgoed in oude staat er onder andere 'nieuw groen’ wordt aangeplant: ‘door het aanbrengen van nieuwe bosbeplanting, komen er meer soorten planten, waardoor het bos aantrekkelijker wordt.’ Echter, de rododendron is een uitheemse plant die nauwelijks natuurwaarde heeft en voor veel diersoorten giftig is. Zo is het nectar giftig voor vele insectensoorten waaronder de bij. Hoewel de werkzaamheden in het landgoed volgens de gemeente als doel hebben het bos aantrekkelijker te maken, lijkt er op dat de gemeente geen rekening houdt met de aanwezige diersoorten. De gemeenteraad heeft in 2012 het initiatiefvoorstel “Den Haag Bij voorbeeld” van de Partij voor de Dieren en de Haagse Stadspartij aangenomen. Bijvriendelijk handelen zou daarmee uitgangspunt moeten zijn van het gemeentelijk natuurbeleid. Onder verwijzing naar artikel 38 van het Reglement van Orde stelt ondergetekende de volgende vragen:

1. Is het college bekend met het feit dat de rododendron geen inheemse plantensoort is met weinig natuurwaarde, de nectar zelfs giftig is voor veel diersoorten waaronder insecten zoals de bij en ook het giftige bladstrooisel verstikkend werkt op ander leven rondom de plant?

Als rododendronsoorten in de Haagse groengebieden een monocultuur vormen, bestaat de mogelijkheid van vergiftiging van insecten en verstikking voor andere plantensoorten. De toegepaste menging van verschillende rododendronsoorten en de nog grotere menging met andere plantensoorten maakt dat van de effecten zoals gesteld in uw vraagstelling geen sprake is. Op landgoed Oosterbeek zijn immers niet alleen rododendrons geplant, maar ook andere plantensoorten. 11% van de nieuwe aanplant bestaat uit rododendrons.

2. Kan het college uiteenzetten waarom zij heeft besloten deze plantensoort aan te planten terwijl het de natuurlijkheid en biodiversiteit niet bevordert en het geen structurele bijdrage levert aan het bevorderen van de leefomstandigheden van de fauna in de stad?

Landgoed Oosterbeek is vanwege zijn cultuurhistorische waarde aangewezen als Rijksmonument. Rododendrons zijn een wezenlijk element van de beplanting op het landgoed. De rododendron is een soort die op veel landgoederen van oudsher is toegepast en ook past bij de sfeer en identiteit van landgoed Oosterbeek. Herstel en behoud van de cultuurhistorische waarde vraagt in dit geval om een andere beplantingskeuze dan wanneer alleen natuurwaarde centraal zou staan. Het landgoed Oosterbeek heeft door zijn ligging en beplantingsstructuur natuurlijk ook een grote natuurwaarde. Daarmee is rekening gehouden door 89% van de beplanting uit andere plantensoorten te laten bestaan.

3. Kan het college verklaren hoe het aanplanten van rododendrons past binnen het ecologisch groenbeheer wat zij zegt al jaren uit te voeren in de stad?

De aanplant van rododendrons sluit ecologisch groenbeheer niet uit. Het groenbeheer in Den Haag is gericht op het in stand houden en verbeteren van een diversiteit aan waarden en functies die voorkomen in het groen. Daarbij moeten keuzes gemaakt worden. Zoals hierboven aangegeven is gekozen voor de aanplant van rododendrons vanwege de cultuurhistorische waarde van landgoed Oosterbeek.

4. Kan het college verklaren hoe het aanplanten van deze voor onder andere bijen giftige plant te rijmen is met het streven naar een bijvriendelijk beleid voor een betere bijenstand?

Er is geen tegenstrijdigheid met het planten van onder andere rododendrons met bij-vriendelijk beleid. Op landgoed Clingendael is al 20 jaar een imker actief. Hij ondervindt geen enkel probleem van de vele rododendronsoorten die op het landgoed aanwezig zijn. Ook de Haagse Imkersvereniging, gehuisvest op het nabij gelegen landgoed Reigersbergen, ziet geen probleem in de aanplant en aanwezigheid van rododendrons in de omliggende landgoederen. Wel pleiten zij voor voldoende aanwezigheid van drachtplanten. Voor de imkers is het daarbij niet relevant of dit inheemse of uitheemse drachtplanten zijn.

5. Kan het college uiteenzetten waarom zij niet de kans benut om tijdens het aanplanten van nieuw groen in de stad ook daadwerkelijk te kiezen voor inheemse) beplanting met veel natuurwaarde zoals bes- en vruchtdragende (doorn)struiken en/of drachtplanten die de biodiversiteit en natuur optimaal bevorderen en tegelijkertijd aantrekkelijk zijn voor vogels en insecten?

Naast de rododendrons zijn ook heestersoorten, inheemse drachtplanten, geplant zoals u in uw vraag omschrijft, bijvoorbeeld de hazelaar, kardinaalsmuts, hulst, wilde liguster, wilde kamperfoelie, wilde lijsterbes, sleedoorn, sporkehout, vlier en gewone braam.

6. Deelt het college de mening dat de gemeente een onafhankelijke stadsecoloog moet betrekken bij de keuzes die worden gemaakt over nieuwe aanplant en beheer van huidige natuur in Den Haag?Zo ja, op welke termijn en wijze gaat het college dit uitvoeren? Zo nee, waarom niet?

Nee, hier is geen aanleiding toe. De ecologische kennis is voldoende geborgd. Daarnaast zijn de inrichtingsplannen gedeeld met de begeleidingsgroep Clingendael-Oosterbeek. Onder andere de AVN heeft zitting in de begeleidingsgroep.

7. Is het college bereid om in het vervolg bij de aanleg en onderhoud van natuur en groengebieden te kiezen voor beplanting die veel natuurwaarde heeft en die rekening houdt met de voedselbehoefte van de verschillende diersoorten? Zo nee, waarom niet?

Dit wordt reeds in de afweging meegenomen. Zie ook de beantwoording vragen 2, 3, 4 en 5.

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris, de burgemeester,

mw. A.W.H. Bertram J.J. van Aartsen

Interessant voor jou

Schriftelijke vragen Verstoring in broedseizoen

Lees verder

Schriftelijke vragen over voorkeursbeleid circussen Den Haag

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer