Tech­nische vragen Huis­hou­delijk Afvalplan 2012-2015


Indiendatum: jan. 2012

1. Deelt het college de mening dat CO2 besparing slechts een indicator is van milieurendement? Zo ja, waarom is ervoor gekozen om alleen naar de CO2 besparing te kijken? Zo neen, deelt het college de mening dat dit in grote mate afhankelijk is van de systeemgrenzen die gehanteerd worden?
2. Is bekend in hoeverre de scheidingspercentages voor de verschillende fracties op wijk niveau liggen? Zo neen, is het college bereid hier naar te kijken, omdat dit ruimte kan bieden voor een effectievere wijkgerichte aanpak?
3. Hoe verhouden de inzamelingsresultaten van de verschillende fractie in 2010 zich met die van de andere G4 gemeenten? Kunt u dat verklaren?
4. Kan het college bij de grafiek van het gemiddelde rapportcijfer voor de afvalinzameling ook het betrouwbaarheidsinterval geven?
5. Op basis van welk onderzoek wordt gesteld dat de invloed van een teruglopende economie heeft geleid tot een afname van de totale hoeveelheid afval in 2009 en 2010?
6. Is het doel van het college om in 2015 geen losse huisvuilzakken meer op straat te hebben? Zo neen, wat is dan het concrete doel ten aanzien van de losse huisvuilzakken?
7. Onderschrijft het college dat het gescheiden inzamelen van GFT en het composteren goedkoper is dan het met restafval te verwerken en tevens een nuttig product oplevert ?
8. Klopt het dat het niet scheiden van GFT een zware belasting voor de afvalverbrandingsinstallatie betekent1?
9. Welke maatregelen worden er genomen om het bedrijfsleven met het exacte percentage van hergebruik van kunststof te komen? Is het college bereid dit landelijk aan te kaarten en te vragen om aanvullende regels om dit percentage te verhogen? Zo ja, op welke wijzen? Zo neen, waarom niet?
10. Is ook de mogelijkheid tot het plaatsen van containers voor kunststof in de wijken onderzocht? Zo ja, wat was het resultaat hiervan? Zo neen, waarom niet?
11. Kan het college verklaren waarom de afvaldatabase van agentschap NL laat zien dat de scheidingspercentages van 2007, 2008 en 2009 van het huishoudelijk afval in Utrecht bijna drie keer zo hoog waren als in Den Haag?
12. Is er binnen het abonnementengebied voor GFT afval ook gekeken naar de mogelijkheid van het plaatsen van enkele containers in de wijk als vervanging van de huidige inzamelwijze? Zo ja, wat was hier de uitkomst van? Zo neen, acht het college het rendement hiervan niet vele mate hoger dan bewoners te verwijzen naar de afvalbrengstations?
13. Ziet het college een relatie tussen de hoeveelheid plaagdieren in de stad en de wijze waarop afval wordt ingezameld, bijvoorbeeld met losse huisvuilzakken? Zo nee, is het college bereid dit alsnog te onderzoeken?
14. Volgens het college is het de vraag welke afvalfractie het meest oplevert: GFT of kunststof. Onderschrijft het college dat beide nastrevenswaardig zijn in verband met de positieve milieueffecten, en dat het zou getuigen van daadkracht en toekomstgericht denken om te kijken naar alternatieve financieringsmogelijkheden om beide afvalfracties gescheiden in te blijven zamelen? Zo ja, is het college bereid alsnog naar alternatieve financieringsmogelijkheden te kijken?
15. Het Rijk heeft aangegeven haar bijdrage aan het Afvalfonds (15 miljoen euro) na 2012 te zullen beëindigen. Heeft de gemeente aan het Rijk laten weten dat deze beslissing negatieve gevolgen kent voor de gemeentelijke Afvalinzameling en formeel protest daartegen aangetekend? Zo ja, graag een toelichting. Zo nee, waarom niet?
16. Klopt het dat de gemeente Den Haag in vergelijking met andere gemeenten een relatief hoog afvaltarief heeft, terwijl zij daartegenover relatief weinig gescheiden afval inzamelt? Zo ja, heeft het college daarvoor een verklaring? Zo neen, hoe zit het dan?
17. Heeft het college gekeken naar lessen wat betreft de milieu- en klimaatvriendelijke Afvalinzameling die getrokken kunnen worden uit de zogenaamde “best practices” afkomstig uit andere gemeenten? Zo ja, welke lessen waren dat? Zo neen, is het college daartoe alsnog bereid?
18. Klopt het dat de gemeente Den Haag in de achterhoede zit wat betreft milieuvriendelijke Afvalinzameling ? Graag een toelichting. Denkt het college dat met de goedkeuring van deze nota en verwezenlijking van de ambities Den Haag weer een koploper wordt? Zo ja, waar is dat op gebaseerd?

Indiendatum: jan. 2012
Antwoorddatum: 16 mrt. 2012

1. Deelt het college de mening dat CO2 besparing slechts een indicator is van milieurendement? Zo ja, waarom is ervoor gekozen om alleen naar de CO2 besparing te kijken? Zo neen, deelt het college de mening dat dit in grote mate afhankelijk is van de systeemgrenzen die gehanteerd worden?

Ja. Al dan niet gescheiden inzamelen heeft meer gevolgen, dan alleen (belangrijke) gevolgen voor het klimaat. Milieurendement laat zich lastig uitdrukken in een meetbare eenheid. De CO2-uitstoot vormt een belangrijke en meetbare eenheid als indicator bij het bepalen van het milieurendement van gescheiden inzameling. Deze methodiek wordt gehanteerd door het Agentschap NL (voorheen SenterNovem) en is in den lande geaccepteerd als een goed instrument ter vergelijking van de gevolgen van het wel of niet scheiden van afvalfracties. De methode is in opdracht van SenterNovem ontwikkeld door CE Delft.

2. Is bekend in hoeverre de scheidingspercentages voor de verschillende fracties op wijk niveau liggen? Zo neen, is het college bereid hier naar te kijken, omdat dit ruimte kan bieden voor een effectievere wijkgerichte aanpak?

Scheidingspercentages op wijkniveau zijn niet bekend. Wel zijn cijfers beschikbaar op stadsdeelniveau. Het college gebruikt deze cijfers om te bepalen in welke stadsdelen er bijvoorbeeld meer gecommuniceerd moet worden over het gescheiden inzamelen van een bepaalde fractie.

3. Hoe verhouden de inzamelingsresultaten van de verschillende fractie in 2010 zich met die van de andere G4 gemeenten? Kunt u dat verklaren?

GFT Papier Glas Textiel Kunststof
Den Haag 11 21 15 1,4 1
Doel Den Haag 2015 15 30 17 2 2,4
Amsterdam 0 30 21 2 0
Rotterdam 1 28 11 2 0
Utrecht 28 43 22 3 1

Bron: gegevens Den Haag en CBS (cijfers in kg per inwoner)

Deze verschillen zijn voor een deel te verklaren. In Amsterdam en Rotterdam is de mogelijkheid om GFT gescheiden in te zamelen beperkt, daarom zijn de scheidingshoeveelheden op die fractie daar laag of nihil. Den Haag doet dat beduidend beter. Vergeleken met Utrecht heeft Den Haag echter nog wel een stap te zetten. Het is wel de vraag of dat ook kan, want gelet op de bevolkingsdichtheid en omgevingsadressendichtheid liggen de steden ver uit elkaar. Zo heeft Den Haag de hoogste bevolkingsdichtheid van Nederland (bijna 6.000 inwoners per km2). Deze is bijna twee keer zo hoog als Utrecht (3.245 inwoners per km2) en zelfs hoger dan Amsterdam en Rotterdam. Dit zelfde geldt ook voor de omgevingsadressendichtheid. Deze is zeker anderhalf keer hoger dan Utrecht. Deze zeer hoge dichtheid in Den Haag betekent letterlijk minder ruimte en mogelijkheden om in de openbare ruimte voldoende afval inzamelvoorzieningen te plaatsen dan wel in en om de eigen woning afval op te slaan. Door deze dichtheid zijn ook de tuinen kleiner, waardoor minder tuinafval beschikbaar komt dan in Utrecht.

Kortom, als we kijken naar de stedelijke inrichting lijkt Utrecht meer op de G32+-gemeenten dan op de G3 gemeenten. Alle G32+-gemeenten hebben immers een veel lagere bevolkingsdichtheid. G32 steden buiten de Randstad (o.a. Groningen, Eindhoven, Nijmegen, Zwolle, Maastricht, Breda, Arnhem) hebben zelfs vaak een bevolkingsdichtheid die zeker 2 a 3 keer zo klein is. Ook zijn
verschillen te verklaren vanuit bevolkingssamenstelling, soort bebouwing etc. Door het doorvoeren van nieuwe maatregelen en daaraan gekoppelde ambities kan Den Haag koploper worden van de drie grootste gemeenten in Nederland.

4. Kan het college bij de grafiek van het gemiddelde rapportcijfer voor de afvalinzameling ook het betrouwbaarheidsinterval geven?

Het aantal mensen dat een rapportcijfer heeft gegeven voor het ophalen van huisvuil was in 2011 1747. Dit betekent, dat met een betrouwbaarheidsmarge van 95% het rapportcijfer 7,7 een afwijking kan hebben van enkele procenten (de nauwkeurigheidsmarges). Het rapportcijfer moet daarmee liggen tussen de 7,6 en de 7,8.

5. Op basis van welk onderzoek wordt gesteld dat de invloed van een teruglopende economie heeft geleid tot een afname van de totale hoeveelheid afval in 2009 en 2010?

De stelling dat de afname van de totale hoeveelheid afval in de jaren 2009 en 2010 is afgenomen door de invloed van een teruglopende economie (‘minder aankopen leidt tot minder afval’) is gebaseerd op het Landelijk Afvalbeheer Plan (LAP). Daarin staat dat er voor ‘afval van consumenten’ een koppeling is tussen de groei van het totaal afvalaanbod en de economische groei (LAP 2009 – 2021, pagina 24 en 25).

6. Is het doel van het college om in 2015 geen losse huisvuilzakken meer op straat te hebben? Zo neen, wat is dan het concrete doel ten aanzien van de losse huisvuilzakken?

In het Huishoudelijk afvalplan (pagina 31) hebben wij aangegeven dat voor de komende jaren de ambitie is de huisvuilzak van straat te halen. Wij willen dit realiseren met kliko’s bij laagbouw, inpandige voorzieningen bij flatgebouwen en ondergrondse containers voor het restafval (ORAC’s) bij gestapelde bouw. Voor de gestapelde bouw zullen wij na afronding van de plaatsing van ORAC’s in de Krachtwijken nog 1500 ORAC’s plaatsen in andere delen van de stad (zie ‘Voorstel van het college inzake plaatsing van 1500 ondergrondse inzamelcontainers voor Restafval’ / RIS 179913). Daarmee zijn nog niet alle huisvuilzakken van straat. Om alle huisvuilzakken van straat te krijgen zullen alle wijken met gestapelde bouw van ORAC’s moeten zijn voorzien. Hier zullen te zijner tijd concrete voorstellen voor gedaan worden.

7. Onderschrijft het college dat het gescheiden inzamelen van GFT en het composteren goedkoper is dan het met restafval te verwerken en tevens een nuttig product oplevert?

Nee. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen inzamelkosten en verwerkingskosten. Inzameling van restafval is, vanwege de grote omvang van deze afvalstroom, logistiek gezien een goedkope vorm van afvalinzameling. De inzamelkosten van GFT worden hoger als de hoeveelheid aangeboden GFT minder wordt en er meer kilometers gereden moet worden om een volle vuilniswagen te krijgen. Uit gegevens van de Branche-vereniging Afval en Reinigingsbedrijven (NVRD) blijkt dat de kosten voor het inzamelen van GFT al snel tientallen euro’s per ingezamelde ton
hoger liggen dan de inzameling van restafval. De verwerkingskosten voor restafval en GFT liggen niet ver meer uit elkaar. Door een overschot in capaciteit bij verbrandingsovens is de laatste jaren de verwerkingsprijs voor restafval fors gedaald (zie ook: ‘Voortgangsbericht aangaande het nieuwe contract voor de verwijdering van het huishoudelijk afval’ RIS 170271). De verwerking van GFT composteren) is binnen de huidige overeenkomst ca € 25,- per ton goedkoper dan de verwerking van restafval. Zodoende kan niet in algemene zin worden betoogd dat ‘het gescheiden inzamelen van GFT en het composteren goedkoper is dan het met restafval te verwerken en tevens een nuttig product oplevert’.

8. Klopt het dat het niet scheiden van GFT een zware belasting voor de afvalverbrandingsinstallatie betekent?

Gemeenten zijn bij de inzameling en verwerking van het huishoudelijk afval gehouden aan het Landelijk afvalbeheerplan (LAP, zie Huishoudelijk afvalplan, pagina 14). In het LAP wordt geen koppeling gelegd tussen het niet scheiden van GFT en een zware belasting voor de afvalverbrandingsinstallatie.

9. Welke maatregelen worden er genomen om het bedrijfsleven met het exacte percentage van hergebruik van kunststof te komen? Is het college bereid dit landelijk aan te kaarten en te vragen om aanvullende regels om dit percentage te verhogen? Zo ja, op welke wijzen? Zo neen, waarom niet?

Nedvang moet jaarlijks rapporteren hoeveel kunststof er is opgehaald en welk percentage van het opgehaalde kunststof wordt hergebruikt. Nedvang moet op die manier invulling geven aan de producentenverantwoordelijkheid. Op dit moment is er nog te weinig eenduidige, betrouwbare informatie over het hergebruik van kunststof. Het college wil meer duidelijkheid over het hergebruik van kunststof en onderhoudt hierover contact met zowel Nedvang als het Rijk.

10. Is ook de mogelijkheid tot het plaatsen van containers voor kunststof in de wijken onderzocht? Zo ja, wat was het resultaat hiervan? Zo neen, waarom niet?

Ja. Momenteel staan op 20 locaties in de stad 40 bovengrondse verzamelcontainers voor kunststof. Alvorens deze weg te halen of juist verder uit te breiden wacht het College eerst het moment af dat landelijk een nieuwe (financiële) overeenkomst is gesloten tussen de VNG en de verpakkingsindustrie met betrekking tot de inzameling van verpakkingen (de huidige overeenkomst loopt in 2012 af).

11. Kan het college verklaren waarom de afvaldatabase van agentschap NL laat zien dat de scheidingspercentages van 2007, 2008 en 2009 van het huishoudelijk afval in Utrecht bijna drie keer
zo hoog waren als in Den Haag?

Zie antwoord vraag 3.

12. Is er binnen het abonnementengebied voor GFT afval ook gekeken naar de mogelijkheid van het plaatsen van enkele containers in de wijk als vervanging van de huidige inzamelwijze? Zo ja, wat was hier de uitkomst van? Zo neen, acht het college het rendement hiervan niet vele mate hoger dan bewoners te verwijzen naar de afvalbrengstations?

Ja. Zie verder het antwoord op vraag 2 van GroenLinks.

13. Ziet het college een relatie tussen de hoeveelheid plaagdieren in de stad en de wijze waarop afval wordt ingezameld, bijvoorbeeld met losse huisvuilzakken? Zo nee, is het college bereid dit alsnog te onderzoeken?

Nee. Zoals wij in de afdoening van de motie Dierenoverlast (RIS 177566) hebben aangegeven, is het voorkomen van plaagdieren niet eenduidig te verklaren. Meerdere factoren waaronder (zwerf)afval, zijn debet aan het voorkomen. Ik zie geen reden dit nader te onderzoeken. Met de komst van meer ORAC’s neemt het zwerfafval verder af.

14. Volgens het college is het de vraag welke afvalfractie het meest oplevert: GFT of kunststof. Onderschrijft het college dat beide nastrevenswaardig zijn in verband met de positieve milieueffecten, en dat het zou getuigen van daadkracht en toekomstgericht denken om te kijken naar alternatieve financieringsmogelijkheden om beide afvalfracties gescheiden in te blijven zamelen? Zo ja, is het
college bereid alsnog naar alternatieve financieringsmogelijkheden te kijken?

Beide opties zijn nastrevenswaardig en worden voor zover efficiënt en effectief in zowel milieu als kosten meegenomen in de verschillende scenario’s. Zie verder het antwoord op vraag 2 van
GroenLinks.

15. Het Rijk heeft aangegeven haar bijdrage aan het Afvalfonds (15 miljoen euro) na 2012 te zullen beëindigen. Heeft de gemeente aan het Rijk laten weten dat deze beslissing negatieve gevolgen kent voor de gemeentelijke Afvalinzameling en formeel protest daartegen aangetekend? Zo ja, graag een toelichting. Zo nee, waarom niet?

VNG en NVRD (Branche-vereniging Afval en Reinigingsbedrijven) hebben namens alle gemeentes en afvalverwerkende bedrijven met het Rijk en verpakkend bedrijfsleven een onderhandelakkoord afgesloten. Op 5 maart heeft staatssecretaris Atsma dit middels een brief aan de Tweede Kamer laten weten. Het is nog onvoldoende duidelijk wat de gevolgen voor Den Haag zijn naar aanleiding van dit onderhandelakkoord. Er is nog geen duidelijkheid over de in het akkoord genoemde vergoedingen, de kostenstudies, en de organisatorische en financiële consequenties die voortvloeien uit de genoemde resultaatsverplichting. De VNG heeft het voorstel uit het onderhandelakkoord om het statiegeldsysteem af te schaffen verworpen. Het college trekt gezamenlijk op met de VNG om meer duidelijkheid te verkrijgen op de vergoedingen, kostenstudie en de resultaatverplichting.

16. Klopt het dat de gemeente Den Haag in vergelijking met andere gemeenten een relatief hoog afvaltarief heeft, terwijl zij daartegenover relatief weinig gescheiden afval inzamelt? Zo ja, heeft het
college daarvoor een verklaring? Zo neen, hoe zit het dan?

Nee. Het rapport Afvalstoffenheffing (RIS 175320) geeft aan, dat Den Haag in vergelijking met Rotterdam en Utrecht geen hoog afvaltarief heeft. Verder spelen er ook andere factoren, dan het tarief van de afvalstoffenheffing, een rol die de hoeveelheid gescheiden afval bepalen. Hierbij kan gedacht worden aan het soort bebouwing, bewonersdichtheid, bevolkingssamenstelling, mogelijkheden tot het scheiden van afval en de samenstelling van het afval. Het is daarom niet mogelijk om een directe relatie te leggen tussen de hoogte van het tarief en de hoeveelheid gescheiden afval.

17. Heeft het college gekeken naar lessen wat betreft de milieu- en klimaatvriendelijke Afvalinzameling die getrokken kunnen worden uit de zogenaamde “best practices” afkomstig uit andere gemeenten? Zo ja, welke lessen waren dat? Zo neen, is het college daartoe alsnog bereid?

Ja. Het College maakt gebruik van “best practices” van andere gemeenten (G4, maar ook G32). Een voorbeeld hiervan is het plaatsen van aparte kliko’s voor papierinzameling bij bewoners in de laagbouw in andere gemeenten, met een positief resultaat. Ook is bij het opstellen van de nota gebruik gemaakt van de brede ervaring van Van Gansewinkel Milieuservices Overheidsdiensten.
Door de gemeente worden jaarlijks verschillende landelijke georganiseerde congressen/symposia met betrekking tot afvalinzameling bezocht om te leren en ideeën op te doen. Ook worden ontwikkelingen gevolgd via media, brancheverenigingen, bedrijven etc.

18. Klopt het dat de gemeente Den Haag in de achterhoede zit wat betreft milieuvriendelijke Afvalinzameling1? Graag een toelichting. Denkt het college dat met de goedkeuring van deze nota en
verwezenlijking van de ambities Den Haag weer een koploper wordt? Zo ja, waar is dat op gebaseerd?

Den Haag heeft een forse ambitie om tot betere scheidingsresultaten te komen. Die resultaten kunnen ook worden bereikt. Het doel van het Huishoudelijk Afvalplan 2012 - 2015 is om te komen tot hogere afvalscheidingspercentages. Er is ruimte voor verbetering binnen de financiële randvoorwaarden. De aanpak van andere gemeenten biedt inspiratie en inzichten. Zie verder antwoord vraag 3.

Interessant voor jou

Raadsvragen over de effecten van de luchtkwaliteit op de gezondheid

Lees verder

Raadsvragen over doorverwijzing ongediertebestrijding bij gewonde vleermuis

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer