Schrif­te­lijke vragen Gemeen­te­breed knal­vuur­werk­verbod


Indiendatum: apr. 2018

Aan de voorzitter van de gemeenteraad,

De Minister van Justitie studeert op de mogelijkheid om gemeenten gemeentebrede knalvuurwerkverboden uit te laten vaardigen. Aangezien de gemeenten hiermee een extra instrument zouden verkrijgen om vuurwerkoverlast te verminderen is het van belang dat het college haar standpunt hierover bepaalt. Onder verwijzing naar artikel 30 van het Reglement van Orde stelt ondergetekende de volgende vragen hierover:

1. Bent u bekend met het artikel “Gemeenten mogen beslissen over knalverbod”?[1]
2. Het artikel spreekt van “vuurwerkgeweld tegen hulpverleners in de grote stad”. Herkent het college de in het artikel geschetste vuurwerkproblematiek voor de Haagse situatie? Zijn er cijfers beschikbaar over het vuurwerkgeweld tegen hulpverleners in Den Haag ten opzichte van andere gemeenten? Zo ja, kan het college die cijfers met de raad delen?

In het artikel wordt aangegeven dat de burgemeester geen voorstander is van een lokaal verbod en voorstander is van een landelijk verbod.

3. Het is begrijpelijk dat de voorkeur wordt gegeven aan een landelijk verbod, maar een lokaal verbod kan vuurwerkoverlast ook effectief verminderen. Is het college dat met de Partij voor de Dieren eens?
4. Zou het college voorstander zijn van het creëren van aanvullende instrumenten voor gemeenten, zoals een lokaal verbod, om vuurwerkoverlast te beperken?
5. De genoemde maatregel, een lokaal verbod op knalvuurwerk, lijkt er volgens het artikel vooral op gericht te zijn de vuurwerkproblematiek in de grote steden aan te pakken. Hoe beziet het college het argument dat de vuurwerkproblematiek in grote steden een andere aanpak verdient dan elders?
6. Is het college bereid om, indien de minister deze mogelijkheid biedt, te onderzoeken wat de gevolgen van invoering van een lokaal knalvuurwerkverbod in Den Haag zouden zijn? Zo nee, waarom niet?

Met vriendelijke groet,

Robert Barker
Partij voor de Dieren Den Haag

[1] https://www.ad.nl/politiek/gemeenten-mogen-beslissen-over-knalverbod~a80531c0/

Indiendatum: apr. 2018
Antwoorddatum: 10 apr. 2018

Het raadslid Barker heeft op 10 april 2018 een brief met daarin zes vragen aan de voorzitter van de gemeenteraad gericht.
Overeenkomstig artikel 30 van het reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad, beantwoordt het college deze vragen als volgt.

De Minister van Justitie studeert op de mogelijkheid om gemeenten gemeente brede knalvuurwerk-verboden uit te laten vaardigen. Aangezien de gemeenten hiermee een extra instrument zouden verkrijgen om vuurwerkoverlast te verminderen is het van belang dat het college haar standpunt hierover bepaalt.

Onder verwijzing naar artikel 30 van het Reglement van Orde stelt ondergetekende de volgende vragen hierover:

1. Bent u bekend met het artikel “Gemeenten mogen beslissen over knalverbod”?(1)

Ja.

2. Het artikel spreekt van “vuurwerkgeweld tegen hulpverleners in de grote stad”. Herkent het college de in het artikel geschetste vuurwerkproblematiek voor de Haagse situatie? Zijn er cijfers beschikbaar over het vuurwerkgeweld tegen hulpverleners in Den Haag ten opzichte van andere gemeenten? Zo ja, kan het college die cijfers met de raad delen?

Er hebben zich in de Veiligheidsregio Haaglanden tijdens de jaarwisseling in totaal 14 incidenten voorgedaan waarbij sprake was van geweld tegen hulpverleners. Er zijn geen cijfers bekend van enkel de gemeente Den Haag. Hoewel voor het college klip en klaar geldt dat ieder incident van geweld tegen hulpverleners onacceptabel is, herkent het college zich niet in het beeld dat dit in Den Haag een groter probleem zou zijn dan elders in het land.

In het artikel wordt aangegeven dat de burgemeester geen voorstander is van een lokaal verbod en voorstander is van een landelijk verbod.

3. Het is begrijpelijk dat de voorkeur wordt gegeven aan een landelijk verbod, maar een lokaal verbod kan vuurwerkoverlast ook effectief verminderen. Is het college dat met de Partij voor de Dieren eens?

4. Zou het college voorstander zijn van het creëren van aanvullende instrumenten voor gemeenten, zoals een lokaal verbod, om vuurwerkoverlast te beperken?

5. De genoemde maatregel, een lokaal verbod op knalvuurwerk, lijkt er volgens het artikel vooral op gericht te zijn de vuurwerkproblematiek in de grote steden aan te pakken. Hoe beziet het college het argument dat de vuurwerkproblematiek in grote steden een andere aanpak verdient dan elders?

6. Is het college bereid om, indien de minister deze mogelijkheid biedt, te onderzoeken wat de gevolgen van invoering van een lokaal knalvuurwerkverbod in Den Haag zouden zijn? Zo nee, waarom niet?

Ad 3 tot en met 6:
Het College is met de indiener van mening dat vuurwerkoverlast en –geweld verder moet worden teruggedrongen. Het college meent echter dat een verbod op knalvuurwerk dan wel siervuurpijlen – de categorieën die de Onderzoeksraad voor de Veiligheid in haar onderzoeksrapport over de jaarwisseling expliciet noemt - alleen effectief kan zijn als het landelijk wordt ingevoerd. Alleen dan kan het een wezenlijke bijdrage leveren aan het terugdringen van het aantal gevallen van vaak ernstige en blijvende letselschade en van de overlast.

Lokale regulering zal slechts een waterbedeffect tot gevolg hebben, waarbij het afsteken van consumentenvuurwerk zich concentreert in gemeenten waar geen verbod geldt, met alle veiligheidsrisico’s en overlast van dien. De overlast zal dan naar onze overtuiging niet zozeer afnemen, maar zich vooral verplaatsen. De gemeente die wel tot een verbod overgaat, zadelt dan naburige gemeenten op met extra overlast. Een onwenselijke situatie. Ook met het oog op de duidelijkheid naar de burger, de vuurwerkbranche en een slagvaardige handhaving is lokale regulering geen werkbare optie.

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris,

Peter Hennephof
de burgemeester,

Pauline Krikke