Schrif­te­lijke vragen Bewo­ners­or­ga­ni­saties als belang­heb­benden


Indiendatum: 18 dec. 2018

Aan de voorzitter van de gemeenteraad,

Tijdens de behandeling van de Verklaring van geen bedenkingen over de Britse School aan de Vrouw Avenweg op 29 augustus in de Raadscommissie heeft wethouder Revis toegezegd dat de gemeente de zienswijze van bewonersorganisatie Leidschenveen inhoudelijk zal behandelen en meenemen in de vergunningsverstrekking. Dit ondanks dat de voorzieningenrechter, in de rechtszaak over de vergunning voor een tijdelijk gebouw van de Britse Senior School, oordeelde dat de bewonersorganisatie geen belanghebbende is. Op 27 september heeft het college echter bij het behandelen van het bezwaar van de bewonersorganisatie Leidschenveen in de adviescommissie bezwaarschriften een verweerschrift (201806574) ingediend waarin wordt betoogd dat de bewonersorganisatie niet voldoet aan het vereiste van belanghebbende en dat de gemeente daarom niet zal ingaan op de inhoudelijke bezwaren van de bewonersorganisatie. In het verweer wordt betoogd dat de wethouder niet heeft beoogd om een toezegging te doen dat de bewonersorganisatie als belanghebbende zal worden aangemerkt.

Overeenkomstig art. 30 van het Reglement van orde stelt het raadslid de heer Barker, Partij voor de Dieren, daarom de volgende vragen:

  • 1) Wij hebben van de bewonersorganisatie Leidschenveen (hierna; BOL) vernomen dat de gemeente betoogt dat de bewonersorganisatie geen belanghebbende is in de zaak waarvoor de wethouder heeft toegezegd aan de raad dat de zienswijze van BOL inhoudelijk zou worden behandeld. Waarom heeft het college de raad niet geïnformeerd over dit (gewijzigde) standpunt?
  • 2) Kan het college aangeven waarom de wethouder geen uitvoering geeft aan zijn toezegging en in zijn verweerschrift uitsluitend betoogt dat de bewonersorganisatie geen belanghebbende is en niet inhoudelijk op de punten van de BOL ingaat?
  • 3) Kan het college aangeven wat de wethouder wel heeft beoogd met de toezegging, nu duidelijk is geworden dat niet is beoogd om de punten van de bewonersorganisatie bij het behandelen van het bezwaar inhoudelijk te beoordelen?
  • 4) Kan het college aangeven of er onderzoek is gedaan door de gemeente naar de feiten en omstandigheden van de BOL waaruit blijkt dat het oordeel van de voorzieningenrechter terecht is?
  • 5) Kan het college ingaan op wat, in reactie op de zienswijze van de BOL, door school en gemeente concreet wordt gedaan om kinderen in de buitenruimte, bijvoorbeeld tijdens het sporten, tegen de vervuilde lucht te beschermen?
  • 6) Vindt het college het wenselijk dat een bewonersorganisatie op dit onderwerp, de lucht- en geluidsnormen rond een school, niet-ontvankelijk is? Vindt het college het van belang dat bewonersorganisaties over dit soort onderwerpen verweer kunnen voeren en dat dit daarom inhoudelijk wordt beoordeeld?
  • 7) Ziet het college net als de Partij voor de Dieren, dat bewonersorganisaties op onderwerpen als luchtkwaliteit, een goede bijdrage kunnen leveren aan gemeentelijke besluitvorming?
  • 8) Gegeven de uitspraak van de voorzieningenrechter, in hoeverre acht het college het van belang dat de (standaard)statuten van bewonersorganisaties worden aangepast? Zou dit ervoor zorgen dat die organisaties niet meer niet-ontvankelijk worden verklaard in zaken waarin de bewonersorganisatie opkomt voor de belangen van bijvoorbeeld scholieren op scholen of bejaarden in tehuizen in hun wijk? Ziet het college een andere oplossing om te zorgen dat bewonersorganisaties op dit soort onderwerpen derde-belanghebbend zijn?

Robert Barker
Partij voor de Dieren

Het raadslid de heer Barker heeft op 13 november 2018 een brief met daarin acht vragen aan de voorzitter van de gemeenteraad gericht.

Tijdens de behandeling van de Verklaring van geen bedenkingen over de Britse School aan de Vrouw Avenweg op 29 augustus in de Raadscommissie heeft wethouder Revis toegezegd dat de gemeente de zienswijze van bewonersorganisatie Leidschenveen inhoudelijk zal behandelen en meenemen in de vergunningsverstrekking. Dit ondanks dat de voorzieningenrechter, in de rechtszaak over de vergunning voor een tijdelijk gebouw van de Britse Senior School, oordeelde dat de bewonersorganisatie geen belanghebbende is. Op 27 september heeft het college echter bij het behandelen van het bezwaar van de bewonersorganisatie Leidschenveen in de adviescommissie bezwaarschriften een verweerschrift (201806574) ingediend waarin wordt betoogd dat de bewonersorganisatie niet voldoet aan het vereiste van belanghebbende en dat de gemeente daarom niet zal ingaan op de inhoudelijke bezwaren van de bewonersorganisatie. In het verweer wordt betoogd dat de wethouder niet heeft beoogd om een toezegging te doen dat de bewonersorganisatie als belanghebbende zal worden aangemerkt.

Overeenkomstig artikel 30 van het reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad, beantwoordt het college deze vragen als volgt.

1. Wij hebben van de bewonersorganisatie Leidschenveen (hierna; BOL) vernomen dat de gemeente betoogt dat de bewonersorganisatie geen belanghebbende is in de zaak waarvoor de wethouder heeft toegezegd aan de raad dat de zienswijze van BOL inhoudelijk zou worden behandeld. Waarom heeft het college de raad niet geïnformeerd over dit (gewijzigde) standpunt?

Er is geen sprake van een gewijzigd standpunt. Bij de besluitvorming van de omgevingsvergunning voor de definitieve uitbreiding, in het kader van de uitgebreide voorbereidingsprocedure (UOV), worden steeds alle ingebrachte zienswijzen (en eerdere reacties van de BOL) inhoudelijk meegenomen en betrokken bij de afweging.

2. Kan het college aangeven waarom de wethouder geen uitvoering geeft aan zijn toezegging en in zijn verweerschrift uitsluitend betoogt dat de bewonersorganisatie geen belanghebbende is en niet inhoudelijk op de punten van de BOL ingaat?

Er is geen toezegging dat de BOL in de bezwaarfase met betrekking tot de omgevingsvergunning voor de tijdelijke uitbreiding in het kader van de reguliere voorbereidingsprocedure, noch in de beroepsfase van de omgevingsvergunning voor de definitieve uitbreiding (UOV) belanghebbende is. Het is de wetgever die bepaald heeft in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht wie belanghebbende kan zijn.
Van belang daarbij voor een stichting is wat de doelstellingen volgens haar statuten zijn en of hetgeen zij naar voren brengt ook valt onder de door haar beoogde collectieve belangen waarop de doelstellingen in die statuten zien.

3. Kan het college aangeven wat de wethouder wel heeft beoogd met de toezegging, nu duidelijk is geworden dat niet is beoogd om de punten van de bewonersorganisatie bij het behandelen van het bezwaar inhoudelijk te beoordelen?

Zie antwoord bij 1 en 2, alle zienswijzen zijn inhoudelijk betrokken bij de besluitvorming over de definitieve uitbreiding.

4. Kan het college aangeven of er onderzoek is gedaan door de gemeente naar de feiten en omstandigheden van de BOL waaruit blijkt dat het oordeel van de voorzieningenrechter terecht is?

Ja, in zoverre dat het oordeel van de voorzieningenrechter in lijn is met het verweer van het college in het kader van de behandeling van de voorlopige voorziening en het gemaakte bezwaar. De vraag naar de belanghebbendheid is vervolgens een ambtshalve beoordeling door de rechter.

5. Kan het college ingaan op wat, in reactie op de zienswijze van de BOL, door school en gemeente concreet wordt gedaan om kinderen in de buitenruimte, bijvoorbeeld tijdens het sporten, tegen de vervuilde lucht te beschermen?

Bij de beoordeling van het bouwplan, de advisering en de behandeling van de zienswijzen is dit onderwerp uitgebreid aan de orde gekomen. Het college acht het niet opportuun om in deze fase van de procedure hier verder op in te gaan.

6. Vindt het college het wenselijk dat een bewonersorganisatie op dit onderwerp, de lucht- en geluidsnormen rond een school, niet-ontvankelijk is? Vindt het college het van belang dat bewonersorganisaties over dit soort onderwerpen verweer kunnen voeren en dat dit daarom inhoudelijk wordt beoordeeld?

Los van het belang van een goede luchtkwaliteit en het voldoen aan de wettelijke geluidsnormen is het de wetgever die heeft bepaald wanneer een rechtspersoon zoals een bewonersorganisatie belanghebbende en dus ontvankelijk kan zijn in een procedure.

7. Ziet het college net als de Partij voor de Dieren, dat bewonersorganisaties op onderwerpen als luchtkwaliteit, een goede bijdrage kunnen leveren aan gemeentelijke besluitvorming?

Ja.

8. Gegeven de uitspraak van de voorzieningenrechter, in hoeverre acht het college het van belang dat de (standaard)statuten van bewonersorganisaties worden aangepast? Zou dit ervoor zorgen dat die organisaties niet meer niet-ontvankelijk worden verklaard in zaken waarin de bewonersorganisatie opkomt voor de belangen van bijvoorbeeld scholieren op scholen of bejaarden in tehuizen in hun wijk? Ziet het college een andere oplossing om te zorgen dat bewonersorganisaties op dit soort onderwerpen derde-belanghebbend zijn?

Het college vindt bewonersorganisaties belangrijk en waardeert de participatie van bewoners bij zaken die hun directe woon- en leefomgeving betreffen en bevorderen en ondersteunt initiatieven op het terrein van belangenbehartiging van bewoners. Wij hebben veel waardering en respect voor de inzet van de vrijwilligers die zich inspannen om mee te denken en te werken. Het college is van mening dat de BOL een goede bijdrage heeft geleverd aan de discussie. Belangen kunnen echter verschillen en het is aan het bevoegde gezag om daarna een afgewogen beslissing te nemen. Het college ziet niet direct het belang en is niet bevoegd om statuten van bewonersorganisaties aan te passen.

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretarisde burgemeester
Peter HennephofPaulien Krikke


Interessant voor jou

Schriftelijke vragen Plan van aanpak asbestdaken

Lees verder

Rondvraag Vlees van onverdoofd geslachte dieren bij gemeentelijk feest

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer