Schrif­te­lijke vragen Onderzoek verbod op terras­ver­warmers


Indiendatum: jan. 2019

Aan de voorzitter van de gemeenteraad,

De koude maanden zijn aangebroken en Den Haag hangt weer vol met terrasverwarmers. In 2008 nam het Europese Parlement een rapport aan van Liberaal-democraat Fiona Hall over een Actieplan voor Energie-efficiëntie dat opriep tot een uitfasering van terrasverwarmers (PE390.513v02-00, p. 7).

In Amsterdam is terrasverwarming jarenlang verboden geweest. Aan terrasvergunningen werd een verbod op terrasverwarming verbonden. Door deze praktijk is in 2011 een streep gezet door de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2011:BU7907), die het verbod “onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd” achtte.

In datzelfde jaar riep het Haags Milieucentrum op tot een Haags verbod. Naar aanleiding daarvan hebben raadsleden De Groot (RIS181817) en De Mos (RIS181889) toen schriftelijke vragen gesteld. Het college van B en W stelde in antwoord daarop dat er geen beleid gevoerd wordt ten aanzien van terrasverwarmers en dat het niet voornemens was een verbod in te stellen.

De Partij voor de Dieren vindt terrasverwarmers een onwenselijke vorm van energieverspilling.

Overeenkomstig art. 30 van het Reglement van orde stelt het raadslid de heer Robert Barker, Partij voor de Dieren, de volgende vragen:

  • 1) Is het college bekend met de lijst met erkende maatregelen voor energiebesparing voor Hotels en restaurants in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer[1], waarin onder meer wordt aanbevolen het geïnstalleerd vermogen van de buitenverlichting te beperken?
  • 2) Is het college bekend met de energiebesparingsplicht in het Activiteitenbesluit milieubeheer, waarin bedrijven met een jaarlijks elektriciteitsverbruik van meer dan 50.000 kWh of een jaarlijks verbruik aan aardgasequivalenten van meer dan 25.000 m3 worden verplicht alle energiebesparende maatregelen te nemen die zich binnen vijf jaar terugverdienen?
  • 3) Kan het college nagaan of het weghalen van terrasverwarmers onder deze energiebesparingsplicht valt? Kan het college dit toelichten? Indien dit onder de energiebesparingsplicht valt, is het college bereid hierop te handhaven?
  • 4) Het college zet in op het beter isoleren van verwarmde ruimtes om energieverspilling tegen te gaan. Deelt het college de mening van de Partij voor de Dieren dat deze inzet hand in hand moet gaan met het niet meer verwarmen van de buitenruimte?
  • 5) Is het college het met de Partij voor de Dieren eens dat een verbod op terrasverwarmers aansluit bij de hierboven genoemde oproep van het Europees Parlement uit 2008?
  • 6) Is het college bereid te onderzoeken hoe een juridisch draagkrachtig gemotiveerd lokaal verbod op terrasverwarming kan worden vormgegeven?
  • 7) Is het college bereid, indien dit juridisch mogelijk wordt bevonden, een Haags verbod op terrasverwarming in te voeren?
  • 8) Vanwege hun concurrentiepositie is het voor individuele terrashouders onaantrekkelijk om eenzijdig hun terrasverwarming te verwijderen. Is het college bereid in gesprek te gaan met de ondernemersvereniging om tot gebiedsafspraken te komen omtrent het gebruik van terrasverwarmers?


Robert Barker
Partij voor de Dieren

[1] https://www.infomil.nl/publish/pages/126634/12_activiteitenregeling_milieubeheer_2018_hotels_restaurants.docx

Indiendatum: jan. 2019
Antwoorddatum: 9 mei 2019

Het raadslid de heer Barker heeft op 3 januari 2019 een brief met daarin acht vragen aan de voorzitter van de gemeenteraad gericht.
Overeenkomstig artikel 30 van het reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad, beantwoordt het college deze vragen als volgt.

De koude maanden zijn aangebroken en Den Haag hangt weer vol met terrasverwarmers. In 2008 nam het Europese Parlement een rapport aan van Liberaal-democraat Fiona Hall over een Actieplan voor Energie-efficiëntie dat opriep tot een uitfasering van terrasverwarmers (PE390.513v02-00, p. 7).

In Amsterdam is terrasverwarming jarenlang verboden geweest. Aan terrasvergunningen werd een verbod op terrasverwarming verbonden. Door deze praktijk is in 2011 een streep gezet door de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2011:BU7907), die het verbod “onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd” achtte.

In datzelfde jaar riep het Haags Milieucentrum op tot een Haags verbod. Naar aanleiding daarvan hebben raadsleden De Groot (RIS181817) en De Mos (RIS181889) toen schriftelijke vragen gesteld. Het college van B en W stelde in antwoord daarop dat er geen beleid gevoerd wordt ten aanzien van terrasverwarmers en dat het niet voornemens was een verbod in te stellen.

De Partij voor de Dieren vindt terrasverwarmers een onwenselijke vorm van energieverspilling.

Overeenkomstig art. 30 van het Reglement van orde stelt het raadslid de heer Robert Barker, Partij voor de Dieren, de volgende vragen:

1. Is het college bekend met de lijst met erkende maatregelen voor energiebesparing voor Hotels en restaurants in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer[1], waarin onder meer wordt aanbevolen het geïnstalleerd vermogen van de buitenverlichting te beperken?

Ja.

2. Is het college bekend met de energiebesparingsplicht in het Activiteitenbesluit milieubeheer, waarin bedrijven met een jaarlijks elektriciteitsverbruik van meer dan 50.000 kWh of een jaarlijks verbruik aan aardgasequivalenten van meer dan 25.000 m3 worden verplicht alle energiebesparende maatregelen te nemen die zich binnen vijf jaar terugverdienen?

Ja.

3. Kan het college nagaan of het weghalen van terrasverwarmers onder deze energiebesparingsplicht valt? Kan het college dit toelichten? Indien dit onder de energiebesparingsplicht valt, is het college bereid hierop te handhaven?

In februari 2019 wordt de actualisatie van de erkende maatregellijsten (EML) gepubliceerd. Voor de horeca wordt stoelverwarming op terrassen als erkende maatregel ingevoerd. Uit onderzoek van de Kwinkgroep (zie bijlagen) blijkt dat horecaondernemers over het algemeen niet onder de verplichting uit de Wet Milieubeheer vallen, op grond waarvan het bevoegd gezag kan afdwingen dat een bedrijf energiebesparende maatregelen neemt als de terugverdientijd vijf jaar of minder is. Doordat horecaondernemers vaak behoren tot de categorie kleinverbruikers van energie, zijn zij niet verplicht tot het voldoen aan de energiebesparingsverplichting.

Daarnaast geldt sinds 2019 voor de ondernemingen die wél verplicht zijn te voldoen aan de energiebesparingsverplichting dat zij ook moeten voldoen aan informatieplicht. De informatieplicht houdt in dat bedrijven de genomen maatregelen voor energiebesparing vóór 1 juli 2019 in een rapport melden bij de RVO. De RVO zorgt er vervolgens voor dat dit terechtkomt bij het juiste bevoegde gezag, die hierop kan gaan handhaven.

4. Het college zet in op het beter isoleren van verwarmde ruimtes om energieverspilling tegen te gaan. Deelt het college de mening van de Partij voor de Dieren dat deze inzet hand in hand moet gaan met het niet meer verwarmen van de buitenruimte?

5. Is het college het met de Partij voor de Dieren eens dat een verbod op terrasverwarmers aansluit bij de hierboven genoemde oproep van het Europees Parlement uit 2008?

6. Is het college bereid te onderzoeken hoe een juridisch draagkrachtig gemotiveerd lokaal verbod op terrasverwarming kan worden vormgegeven?

7. Is het college bereid, indien dit juridisch mogelijk wordt bevonden, een Haags verbod op terrasverwarming in te voeren?

8. Vanwege hun concurrentiepositie is het voor individuele terrashouders onaantrekkelijk om eenzijdig hun terrasverwarming te verwijderen. Is het college bereid in gesprek te gaan met de ondernemersvereniging om tot gebiedsafspraken te komen omtrent het gebruik van terrasverwarmers?

Het college is bekend met de genoemde oproep van het Europees Parlement. Het college is van mening dat het onnodig verwarmen van de buitenruimte onwenselijk is en ziet graag dat de ondernemers energie-efficiënte maatregelen nemen. Het college vraagt hierbij ook vanuit de ondernemers een verantwoordelijke houding inzake de verduurzaming van hun zaken. Uit het onderzoek van de Kwinkgroep (zie bijlage) blijkt dat een verbod op terrasverwarmers tot op heden nog nergens succesvol is ingevoerd. Het college acht het kansrijker om met de branche in overleg te treden en gebiedsgewijs tot een aanpak te komen. Daartoe heeft de gemeente vorig jaar de terraseigenaren op de Grote Markt en het Plein benaderd en een onderzoek laten uitvoeren naar de ervaringen met verwarmde stoelkussens als alternatief voor terrasverwarmers.

Deze alternatieven komen binnen verschillende duurzaamheidsprojecten met horecaondernemers ter sprake zoals op 4 februari j.l. in de workshop ‘duurzame horeca’ op de Haagse strand- & terrasbeurs in het Zuiderstrandtheater.

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris,de burgemeester,
Peter HennephofPauline Krikke