Schrif­te­lijke vragen Bomenkap Nieuw-Vredenoord


Indiendatum: jan. 2019

Aan de voorzitter van de gemeenteraad,

Initiatiefnemers hebben een omgevingsvergunning aangevraagd voor de kap van 463 bomen, staande in het gebied tussen Landgoed Vredenoord en het Molenslootpad. De Partij voor de Dieren vindt de omvang van deze aanvraag alarmerend en heeft twijfels over de noodzaak van de bomenkap.

Overeenkomstig art. 30 van het Reglement van orde stellen de raadsleden de heer Robin Smit en Robert Barker, Partij voor de Dieren, de volgende vragen:

  • 1) Is het college bekend met aanvraag omgevingsvergunning 201819489[1]?
  • 2) De ontwikkeling (een watergang) is veel kleiner dan het perceel. Toch wil de initiatiefnemer de bomen op het hele perceel kappen. Is het noodzakelijk alle 463 bomen te kappen voor de watergang? Waarom worden zoveel bomen gekapt? Is onderzocht hoe meer bomen behouden zouden kunnen worden? Is verplanting als alternatief van kap onderzocht?
  • 3) Het plangebied bevindt zich in het Natuurnetwerk Nederland. Het beheer van Natuurnetwerk Nederland richt zich op ‘behoud, herstel en ontwikkeling van wezenlijke waarden en kenmerken’[2]. Het Natuurnetwerk Nederland zou bescherming moeten bieden tegen ontwikkelaars die hele bossen met de grond gelijk willen maken. Is het college ook van oordeel dat de ontwikkeling strijdig is met de bescherming vanuit het Natuurnetwerk Nederland? Kan het college dit toelichten?
  • 4) In het gebied leven broedvogels, grondgebonden zoogdieren, vleermuizen en amfibieën. Op welke manieren wordt hun habitat, conform de doelstelling van Natuurnetwerk Nederland, op dit moment hersteld en ontwikkeld?
  • 5) Omwonenden hebben een velduil gesignaleerd in de omgeving van de ontwikkeling (zie bijgevoegde foto, genomen door aanwonenden). De velduil is ernstig bedreigd. Deelt het college de mening van de Partij voor de Dieren dat de habitat van de velduil niet nog sterker moet worden aangetast?
  • 6) Het zonder ontheffing (opzettelijk) vernielen van rustplaatsen van vogels is verboden. Onderzoek toont aan dat verschillende broedvogels te verwachten zijn in het plangebied. Wat zal het college doen om te borgen dat deze vogels worden beschermd? Kan het college aangeven of de provincie Zuid-Holland van plan is een ontheffing te verlenen voor de ontwikkeling?

Robin Smit
Partij voor de Dieren

Robert Barker
Partij voor de Dieren

[1] https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-213963.html

[2] https://www.tauw.nl/op-welk-gebied/ecologie/natuurwetgeving/bescherming-van-natuurnetwerk-nederland-(nnn).html

Indiendatum: jan. 2019
Antwoorddatum: 19 feb. 2019

Raadsleden de heer Smit en de heer Barker hebben op 9 januari 2019 een brief met daarin zes vragen aan de voorzitter van de gemeenteraad gericht.
Overeenkomstig artikel 30 van het reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad, beantwoordt het college deze vragen als volgt.

Initiatiefnemers hebben een omgevingsvergunning aangevraagd voor de kap van 463 bomen, staande in het gebied tussen Landgoed Vredenoord en het Molenslootpad. De Partij voor de Dieren vindt de omvang van deze aanvraag alarmerend en heeft twijfels over de noodzaak van de bomenkap.

1. Is het college bekend met aanvraag omgevingsvergunning 2018194891?

Ja.

2. De ontwikkeling (een watergang) is veel kleiner dan het perceel. Toch wil de initiatiefnemer de bomen op het hele perceel kappen. Is het noodzakelijk alle 463 bomen te kappen voor de watergang? Waarom worden zoveel bomen gekapt? Is onderzocht hoe meer bomen behouden zouden kunnen worden? Is verplanting als alternatief van kap onderzocht?

Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft in 2014 de gemeente Den Haag verzocht om het Molenvlietpark in de Vlietzone (Hoge Broekpolder) ook als bergingsgebied te kunnen inzetten. Het project Rotterdamsebaan biedt voor het Hoogheemraadschap van Delfland de mogelijkheid om samen met de gemeente kansen te benutten voor de realisatie van een kwantitatief en kwalitatief toekomstbestendig watersysteem. De kans bestaat uit het aanpassen van de inrichting van het aan te leggen Molenvlietpark om het geschikt te maken als bergingsgebied en vispaaiplaats. De aanleg van deze bergingsgebied biedt de mogelijkheid om de waterhuishouding in het boezemsysteem in de omgeving van Den Haag te verbeteren. Een waterberging op deze locatie zorgt voor een betere beheersbaarheid van deze boezem.

De bestaande Kansjesmolensloot heeft onvoldoende capaciteit om het bergingsgebied voldoende snel te vullen met water. Daarom wordt een tweede watergang als aanvoerroute voor het bergingsgebied aangelegd van de Vliet naar het Molenvlietpark. Het bergingsgebied functioneert niet zonder voldoende aanvoercapaciteit om de berging te vullen. De tweede watertoevoer is daarom van groot regionaal belang.

De vergunningsaanvraag betreft de bomen op het gedeelte van het perceel waar de tweede watertoevoer naar het bergingsgebied gerealiseerd wordt en niet het hele perceel.

De aanvraag omvat het profiel van de watergang, de taluds, waterkering (inclusief zonering), verbreding Molenslootpad, brug naar naastgelegen perceel en duiker onder de Jan Thijssenweg. Het is dus noodzakelijk om 463 bomen te kappen om de tweede watertoevoer naar het bergingsgebied aan te kunnen leggen.

Van deze 463 bomen hebben in totaal 18 aangeplante bomen een forse stamomtrek. De rest van de 445 bomen zijn bomen in groepsverband (zaailingen, zoals struiken en dergelijke). Deze zaailingen hebben een kleine stamomtrek. Dit groen is spontaan opgekomen en wordt niet beheerd of onderhouden. De natuurwaarde is zeer beperkt.

Er is onderzocht of het mogelijk is om bomen te behouden en/ of te verplanten. Binnen het eerder genoemde profiel van het water, taluds en waterkering zijn bomen niet toegestaan. De bomen belemmeren de doorstroming en de wortels tasten de waterkering aan waardoor de stabiliteit in het geding komt. Uit het onderzoek is gebleken dat alleen langs het Molenslootpad bomen behouden kunnen worden. Hier is in het ontwerp rekening mee gehouden. Uit onderzoek bleek dat de andere bomen niet succesvol verplant kunnen worden.

3. Het plangebied bevindt zich in het Natuurnetwerk Nederland. Het beheer van Natuurnetwerk Nederland richt zich op ‘behoud, herstel en ontwikkeling van wezenlijke waarden en kenmerken’2. Het Natuurnetwerk Nederland zou bescherming moeten bieden tegen ontwikkelaars die hele bossen met de grond gelijk willen maken. Is het college ook van oordeel dat de ontwikkeling strijdig is met de bescherming vanuit het Natuurnetwerk Nederland? Kan het college dit toelichten?

De ontwikkeling van de tweede toevoer voor het bergingsgebied is niet strijdig met de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland. Om de nieuwe inrichting van het deel van het perceel waar de watergang, taluds en waterwerken komen, goed in te passen in het Natuurnetwerk wordt over de gehele lengte van de zuidelijke oever een natuurvriendelijke oever ingericht. Hier kunnen waterplanten zich ontwikkelen en ontstaat er leefgebied voor vogels en (water)dieren. Deze vorm van natuurontwikkeling sluit aan bij de aanduiding van “bestaande en nieuwe natuur”, zoals het gebied op de kaart van Natuurnetwerk Nederland is aangeduid. De watergang past tevens binnen het vigerende bestemmingsplan.

4. In het gebied leven broedvogels, grondgebonden zoogdieren, vleermuizen en amfibieën. Op welke manieren wordt hun habitat, conform de doelstelling van Natuurnetwerk Nederland, op dit moment hersteld en ontwikkeld?

Om de mogelijke gevolgen voor flora en fauna in beeld te krijgen is een ecologisch onderzoek uitgevoerd. Naast bureauonderzoek zijn er diverse veldbezoeken geweest om vast te stellen welke flora en fauna in het gebied voorkomen. Met het onderzoek is vast komen te staan dat, behalve voor vleermuizen, voor de realisatie van de tweede toevoer geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) nodig is. Uiteraard wordt de geldende zorgplicht (artikel 1.11 Wnb) in acht genomen.

Uit het ecologisch onderzoek blijkt dat er geen verblijfplaatsen van vleermuizen in het gebied zijn aangetroffen, maar kan hun aanwezigheid in enkele bomen niet geheel uitgesloten kan worden. Daarom wordt ten behoeve van vleermuizen op dit moment een ontheffing voor de Wet Natuurbescherming voorbereid, die wordt aangehaakt aan de kapvergunning.

5. Omwonenden hebben een velduil gesignaleerd in de omgeving van de ontwikkeling (zie bijgevoegde foto, genomen door aanwonenden). De velduil is ernstig bedreigd. Deelt het college de mening van de Partij voor de Dieren dat de habitat van de velduil niet nog sterker moet worden aangetast?

Met voornoemd ecologisch onderzoek is vastgesteld dat er binnen het plangebied geen vogels met jaarrond beschermde nesten zijn. Omdat de velduil een soort is van open graslanden is het plangebied niet geschikt als biotoop voor de velduil. Er is in dit geval dus geen sprake van aantasting van het leefgebied van de velduil.

6. Het zonder ontheffing (opzettelijk) vernielen van rustplaatsen van vogels is verboden. Onderzoek toont aan dat verschillende broedvogels te verwachten zijn in het plangebied. Wat zal het college doen om te borgen dat deze vogels worden beschermd? Kan het college aangeven of de provincie Zuid-Holland van plan is een ontheffing te verlenen voor de ontwikkeling?

In voornoemd ecologisch onderzoek is vastgesteld dat binnen het plangebied geen bomen staan die gebruikt worden door vogels met jaarrond beschermde nesten. Voor de overige vogels geldt dat de nesten alleen beschermd zijn wanneer zij in gebruik zijn. Daarom worden de werkzaamheden waarbij vegetatie wordt verwijderd of bomen worden gekapt buiten het broedseizoen uitgevoerd. Als broedseizoen houden wij aan de periode van 15 maart tot 15 juli. Voor de aanwezigheid van andere door de Wet natuurbescherming beschermde rustplaatsen van vogels (zoals slaapbomen voor grote aantallen dieren of vaste roestbomen) zijn gedurende het ecologisch onderzoek geen aanwijzingen gevonden.

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris,de burgemeester,
Peter HennephofPauline Krikke