Schrif­te­lijke vragen Schei­dings­plicht van afval in bedrijfs­ver­gun­ningen


Indiendatum: sep. 2019

Aan de voorzitter van de gemeenteraad,

De PvdD verneemt van werknemers en ondernemers dat diverse bedrijven in Den Haag hun afval niet gescheiden inleveren. In de horeca gaat het vaak om PMD, bij kantoren en instituten om oud papier en karton. In enkele gevallen wordt oud papier en karton zelfs in het bedrijfsproces wel gescheiden, maar uiteindelijk alsnog bij het restafval samengevoegd.

Het gescheiden inzamelen van afval is voor bedrijven belangrijk, omdat het Rijk in het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) aangeeft te streven naar een circulaire economie. Het college sluit zich hierbij aan, blijkt uit het coalitieakkoord. In de kadernota duurzaamheid staat dat de gemeente streeft naar ‘circulaire economie waarin afgedankte producten en materialen worden hergebruikt’.

Overeenkomstig art. 30 van het Reglement van orde stellen de raadsleden Robert Barker en Robin Smit, Partij voor de Dieren, de volgende vragen:

  1. Herkent het college zich in de geschetste situatie omtrent afvalscheiding bij bedrijven?

Het Rijk heeft het ‘uitgangspunt dat bedrijven verplicht zijn alle afvalstoffen te scheiden, gescheiden te houden en gescheiden af te geven, tenzij dat redelijkerwijs niet van hen kan worden gevergd’. Hiertoe heeft het Rijk richtlijnen opgesteld. De richtlijn voor scheiding van papier, karton en folie is deze vanaf een aanbod van 0 kg per week te verplichten[1].

  1. Hoe beziet het college de scheidingsplicht van bedrijfsafval?

De gemeente is bevoegd de scheiding van diverse soorten afval bij kleine hoeveelheden te verplichten, door deze verplichting vast te leggen in de vergunning van het bedrijf. Deze verplichting kan worden gesteld wanneer het om geconcentreerde afvalstromen gaat[2]. Deze verplichting wordt momenteel niet standaard gesteld.

  1. In hoeverre maakt de gemeente gebruik van de mogelijkheid om de afvalscheiding in vergunningen voor bedrijven te verplichten?
  2. Kan het college een overzicht geven van vergunningen waarbij hier wel gebruik van is gemaakt?
  3. Hoe is deze scheidingsplicht in de vergunningen geformuleerd?
  4. Hoe zit dit bij bedrijven zonder vergunningen? Is het mogelijk voor deze bedrijven een scheidingsplicht in te stellen?
  5. Hoe hanteert de gemeente de controle en handhaving van het afvalbeleid in de reeds verleende vergunningen van bedrijven? In welke frequentie gebeurt dit?
  6. Is het college bereid om in vergunningen van bedrijven vast te leggen dat ze hun bedrijfsaval scheiden aan de hand van de richtlijnen opgesteld door het Rijk? Zo ja, binnen welke termijn? Zo nee, waarom niet?
  7. Is het college bereid te analyseren bij welke bedrijven milieuwinst te behalen valt als hun afvalbeleid wordt aangepast? Zo ja, op welke termijn?
  8. Welke overige mogelijkheden ziet het college om te garanderen dat ook bedrijven hun afvalstromen gescheiden laten inzamelen? Welke termijnen zijn hieraan verbonden?

Robert Barker
Partij voor de Dieren

Robin Smit
Partij voor de Dieren

[1] Zie bijlage ‘HFST B.3 Afvalscheiding van het Landelijk Afvalbeheerplan 3 (LAP3)’, paragraaf B.3.5.2.1 tabel 2

[2] Zie bijlage ‘HFST B.3 Afvalscheiding van het Landelijk Afvalbeheerplan 3 (LAP3)’

Indiendatum: sep. 2019
Antwoorddatum: 5 nov. 2019

De raadsleden de heren Barker en Smit hebben op 9 september 2019 een brief met daarin tien vragen aan de voorzitter van de gemeenteraad gericht.
Overeenkomstig artikel 30 van het reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad, beantwoordt het college deze vragen als volgt.

De PvdD verneemt van werknemers en ondernemers dat diverse bedrijven in Den Haag hun afval niet gescheiden inleveren. In de horeca gaat het vaak om PMD, bij kantoren en instituten om oud papier en karton. In enkele gevallen wordt oud papier en karton zelfs in het bedrijfsproces wel gescheiden, maar uiteindelijk alsnog bij het restafval samengevoegd.

Het gescheiden inzamelen van afval is voor bedrijven belangrijk, omdat het Rijk in het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) aangeeft te streven naar een circulaire economie. Het college sluit zich hierbij aan, blijkt uit het coalitieakkoord. In de kadernota duurzaamheid staat dat de gemeente streeft naar ‘circulaire economie waarin afgedankte producten en materialen worden hergebruikt’.

  1. Herkent het college zich in de geschetste situatie omtrent afvalscheiding bij bedrijven?

Nee.

Het Rijk heeft het ‘uitgangspunt dat bedrijven verplicht zijn alle afvalstoffen te scheiden, gescheiden te houden en gescheiden af te geven, tenzij dat redelijkerwijs niet van hen kan worden gevergd’. Hiertoe heeft het Rijk richtlijnen opgesteld. De richtlijn voor scheiding van papier, karton en folie is deze vanaf een aanbod van 0 kg per week te verplichten1.

  1. Hoe beziet het college de scheidingsplicht van bedrijfsafval?

De verplichting alle afvalstoffen te scheiden, gescheiden te houden en gescheiden af te geven, tenzij dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd, is in de regel standaard opgenomen in de vergunning dan wel vloeit voort uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Hierbij wordt opgemerkt dat een groot aantal bedrijven vanuit de Wet milieubeheer geen vergunningsplicht kent, maar valt onder de Algemene Regels van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

De gemeente is bevoegd de scheiding van diverse soorten afval bij kleine hoeveelheden te verplichten, door deze verplichting vast te leggen in de vergunning van het bedrijf. Deze verplichting kan worden gesteld wanneer het om geconcentreerde afvalstromen gaat2. Deze verplichting wordt momenteel niet standaard gesteld.

  1. In hoeverre maakt de gemeente gebruik van de mogelijkheid om de afvalscheiding in vergunningen voor bedrijven te verplichten?

Zoals opgemerkt is het verbinden van voorschriften aan de vergunning met betrekking tot het aspect afvalscheiding een standaardprocedure en is slechts een deel van de bedrijven vergunningplichtig.

  1. Kan het college een overzicht geven van vergunningen waarbij hier wel gebruik van is gemaakt?

5% van de bedrijven (300 à 400) zijn grote bedrijven en vallen onder de Wet milieubeheer. 95 % betreft bedrijven die krachtens het Activiteitenbesluit milieubeheer een melding moeten doen over afvalscheiding.

  1. Hoe is deze scheidingsplicht in de vergunningen geformuleerd?

Als uitgangspunt wordt hierbij de lijst van afvalstoffen gehanteerd, waarvoor op grond van het Landelijk Afvalbeheerplan 3 (LAP 3) afvalscheiding redelijkerwijs verlangd kan worden. In de voorschriften verbonden aan een vergunning wordt dit naar bedrijfsspecifieke afvalstof bijvoorbeeld als volgt opgenomen:

“Vergunninghouder is verplicht de volgende afvalstromen te scheiden, gescheiden te houden en gescheiden aan te bieden dan wel zelf af te voeren:

  • de verschillende categorieën gevaarlijke afvalstoffen;
  • papier en karton;
  • elektrische en elektronische apparatuur;
  • kunststoffolie;
  • [bedrijfsspecifieke afvalstof 1];
  • [bedrijfsspecifieke afvalstof 2]”.
  1. Hoe zit dit bij bedrijven zonder vergunningen? Is het mogelijk voor deze bedrijven een scheidingsplicht in te stellen?

De bedrijven die op grond van de Wet milieubeheer niet vergunningplichtig zijn, vallen onder het Activiteitenbesluit milieubeheer. In Afdeling 2.5, artikel 2.11a t/m 2.14b van het Activiteitenbesluit worden voor deze bedrijven regels voorgeschreven aangaande de handelingen met afvalstoffen. Daarnaast gelden de voorschriften in de Activiteitenregeling milieubeheer in afdeling 2.3, artikel 2.9 en bijlage 11. Kort gezegd houden deze voorschriften in dat aangewezen niet-gevaarlijke afvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen niet mogen worden gemengd. Niet-gevaarlijke afvalstoffen dienen voor zover dit redelijkerwijs (hier is in het LAP 3 invulling aan gegeven) kan worden gevergd gescheiden te worden gehouden en gescheiden te worden afgegeven.

  1. Hoe hanteert de gemeente de controle en handhaving van het afvalbeleid in de reeds verleende vergunningen van bedrijven? In welke frequentie gebeurt dit?

Grote bedrijven, zoals recreatie-inrichtingen, zijn vergunningplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer. Zoals Madurodam, de Pier en de Uithof. De zware inrichtingen worden in beginsel jaarlijks gecontroleerd. De controle op minder zware bedrijven kent geen vaste frequentie.

  1. Is het college bereid om in vergunningen van bedrijven vast te leggen dat ze hun bedrijfsafval scheiden aan de hand van de richtlijnen opgesteld door het Rijk? Zo ja, binnen welke termijn? Zo nee, waarom niet?

Zie beantwoording vraag 2.

  1. Is het college bereid te analyseren bij welke bedrijven milieuwinst te behalen valt als hun afvalbeleid wordt aangepast? Zo ja, op welke termijn?

Bedrijven worden gehouden aan de landelijk geldende milieuregelgeving. Het beleid ten aanzien van afval is landelijk geregeld in het LAP 3.

  1. Welke overige mogelijkheden ziet het college om te garanderen dat ook bedrijven hun afvalstromen gescheiden laten inzamelen? Welke termijnen zijn hieraan verbonden?

De Wet milieubeheer biedt geen andere aanknopingspunten dan hiervoor omschreven.

Het college van burgemeester en wethouders,

de wnd. secretaris,de wnd. burgemeester,
Dineke ten Hoorn BoerJohan Remkes