Schrif­te­lijke vragen Sloop monument en bomenkap aan Plein 1813


Indiendatum: aug. 2018

Aan de voorzitter van de gemeenteraad,

Op 13 augustus heeft de gemeente een ontwerpbeschikking gepubliceerd voor de gedeeltelijke sloop van een Rijksmonument op nummer 4 aan Plein 1813. De sloop van deze statige witte villa, gebouwd omstreeks 1860, zou plaatsvinden voor het verplaatsen van de Israëlische ambassade. Ook 40 bomen zouden hiervoor worden gekapt.

Overeenkomstig art. 30 van het Reglement van orde stelt het raadslid de heer Barker, Partij voor de Dieren de volgende vragen:

1) Israël heeft de monumentale villa gekocht naar aanleiding van een openbare veiling. Kan het college aangeven of en welke voorwaarden in de koopovereenkomst en het biedbook ten aanzien van de behoud van monumentale en groene aspecten zijn opgenomen?

2) In hoeverre is de monumenten- en ruimtelijke ordeningswetgeving van toepassing op panden in bezit van de staat Israël? Graag een uitvoerige juridische beschrijving. Heeft het college hier juridisch advies over ingewonnen? Zo ja, kan het college deze verstrekken?

3) Of en in hoeverre verschilt de van toepassing zijnde wetgeving indien het pand aan het Plein 1813 nog niet in gebruik is als een ambassade?

Over de plannen voor de ambassade geeft de gemeente in haar ontwerpbeschikking aan dat het niet te voorkomen is dat er, ten behoeve van het in gebruik nemen van onderhavig pand als ambassade, een groot aantal maatregelen genomen dient te worden om de veiligheid te waarborgen. Dit zou grootschalige aantasting van het monument rechtvaardigen.

4) Kan het college aangeven welke andere plekken zijn overwogen voor de Israëlische ambassade?

5) Vindt het college plaatsing van een ambassade met dermate grote veiligheidseisen logisch in een Rijksmonument?

Zowel de gemeentelijke welstands- en monumentencommissie als de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) hebben negatief geadviseerd over de plannen. In de ontwerpbeschikking staat dat “met inachtneming van alle bij het te nemen besluit betrokken belangen en de ingewonnen adviezen wordt geconcludeerd, dat de uitvoering van het plan een te grote aantasting van de architectuur- en cultuurhistorische waarden van het monument betekent.”

6) Welke status hebben deze adviezen? In hoeverre kan worden afgeweken van deze adviezen?

7) Waarom acht het college het belang van Israël van groter belang dan dat van de monumentale waarden?

8) Kan een staat, zoals Israël, de facto elk monumentaal gebouw kopen en slopen als zij betoogt dat dit in het belang is van haar veiligheid?

In het plan voor de sloop van het monument Israël wordt een betonconstructie aan de binnenzijde van de gevels toegevoegd wat leidt tot verlies van historisch materiaal. Zo worden historische trappen gesloopt, stucwerk verwijdert en oorspronkelijke ornamenten neergehaald. De minister van OCW geeft daarom aan dat uitvoering van het plan leidt tot onomkeerbaar verlies van belangwekkende onderdelen van het historische interieur en casco van het rijksmonument.

9) Zijn er andere opties overwogen die minder grootschalige sloop van het monumentale gebouw vereisen? Indien geen andere opties zijn overwogen, waarom is dit niet gedaan? Indien er wel andere opties zijn overwogen, welke zijn dit dan? Kan het college aangeven waarom er niet andere maatregelen getroffen kunnen worden dan een betonconstructie?

10) Heeft het college Israël aangegeven dat zij deze constructie onwenselijk is? Welke andere stappen heeft het college genomen om Israël op andere gedachten te brengen en gedeeltelijke sloop van dit monument te voorkomen?

11) Is het college bereid om de omgevingsvergunning te weigeren, zodat sloop wordt voorkomen?

Naast gedeeltelijke sloop van het monument worden ook 40 bomen gekapt en wordt in de groene tuin gebouwd.

12) Kan het college aangeven welke soort bomen worden gekapt? Wat is de leeftijd van de bomen en wat is de stamomtrek? Hoeveel oppervlakte groen verdwijnt uit de tuin?

13) Waarom acht het college het belang van Israël van groter belang dan deze groene waarden?

14) Kan een staat, zoals Israël, de facto elk bestemmingsplan naast zich neerleggen en waardevolle bomen kappen als zij betoogd dat dit in het belang is van haar veiligheid? Zo nee, welke eisen zijn hieraan verbonden?

15) Is het college bereid om de omgevingsvergunning voor deze grootschalige groenaantasting niet te verlenen?

Robert Barker
Partij voor de Dieren

Indiendatum: aug. 2018
Antwoorddatum: 11 sep. 2018

Het raadslid de heer Barker heeft op 13 augustus 2018 een brief met daarin vijftien vragen aan de voorzitter van de gemeenteraad gericht.
Overeenkomstig artikel 30 van het reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad, beantwoordt het college deze vragen als volgt.

1. Israël heeft de monumentale villa gekocht naar aanleiding van een openbare veiling. Kan het college aangeven of en welke voorwaarden in de koopovereenkomst en het biedbook ten aanzien van het behoud van monumentale en groene aspecten zijn opgenomen?

De koopovereenkomst voor het Plein 1813 percelen 4 en 5 is een overeenkomst tussen de Rijksoverheid en de Staat Israël. De verkoop vond plaats d.m.v. een tender van het Rijks Vastgoedbedrijf.

2. In hoeverre is de monumenten- en ruimtelijke ordeningswetgeving van toepassing op panden in bezit van de staat Israël? Graag een uitvoerige juridische beschrijving. Heeft het college hier juridisch advies over ingewonnen? Zo ja, kan het college deze verstrekken?

Op onroerende zaken van de Staat Israël binnen Nederland is het Nederlandse monumenten- en ruimtelijke ordeningsrecht van toepassing. De door Israël ingediende aanvraag om omgevingsverguning is net als elke andere aanvraag om omgevingsvergunning getoetst aan de Wabo. In dat kader zijn de gebruikelijke interne adviezen ingewonnen, o.a. juridisch.

3. Of en in hoeverre verschilt de van toepassing zijnde wetgeving indien het pand aan het Plein 1813 nog niet in gebruik is als een ambassade? Over de plannen voor de ambassade geeft de gemeente in haar ontwerpbeschikking aan dat het niet te voorkomen is dat er, ten behoeve van het in gebruik nemen van onderhavig pand als ambassade, een groot aantal maatregelen genomen dient te worden om de veiligheid te waarborgen. Dit zou grootschalige aantasting van het monument rechtvaardigen.

Op het (gebruik van het) pand aan het Plein 1813 is de Nederlandse wet- en regelgeving van toepassing (zie het antwoord op vraag 2). Met het gebruik van het pand als ambassade, in dit geval een ambassade met een hoog dreigingsniveau, is bij de besluitvorming rekening gehouden. Alle voor die functie en de daartoe te treffen veiligheidsmaatregelen zijn bij de besluitvorming meegenomen. Hierbij is nog van belang dat het voorgenomen gebruik van het pand als ambassade door de Staat Israël tot gevolg heeft dat het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer van toepassing is. Op grond van artikel 21 van dit Verdrag dient een ontvangende staat de zendende staat behulpzaam te zijn bij het op zijn grondgebied realiseren van kantoorruimte. Artikel 22 van dit Verdrag verplicht het gastland verder om alle geëigende maatregelen te treffen om het ongestoord gebruik en de veiligheid van de zending te garanderen.

4. Kan het college aangeven welke andere plekken zijn overwogen voor de Israëlische ambassade?

De Staat Israël heeft zich tijdens de zoektocht naar een nieuwe locatie voor de Ambassade niet tot de gemeente gewend.

De “protocolgids” van het Ministerie van Buitenlandse Zaken bepaalt dat diplomatieke missies eigen kantoor- en woonlocaties mogen kiezen, met als richtlijn dat ambassades te Den Haag gevestigd zijn. In Nederland geldt derhalve een vrij vestigingsbeleid voor ambassades. Zoals alle andere zendende staten, staat het Israël vrij om verschillende locaties te overwegen voor de huisvesting van een ambassade in Den Haag.

5. Vindt het college plaatsing van een ambassade met dermate grote veiligheidseisen logisch in een Rijksmonument? Zowel de gemeentelijke welstands- en monumentencommissie als de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) hebben negatief geadviseerd over de plannen. In de ontwerpbeschikking staat dat “met inachtneming van alle bij het te nemen besluit betrokken belangen en de ingewonnen adviezen wordt geconcludeerd, dat de uitvoering van het plan een te grote aantasting van de architectuur- en cultuurhistorische waarden van het monument betekent.”

Zie antwoord op vraag 3 en 4.

6. Welke status hebben deze adviezen? In hoeverre kan worden afgeweken van deze adviezen?

Het college is verplicht deze adviezen in te winnen. De adviezen zijn echter niet bindend. Bij het toetsen en beoordelen van de aanvraag is het mogelijk om af te wijken van een advies, mits dit goed gemotiveerd wordt gedaan. Zie ook antwoord op vraag 3 en 4.

7. Waarom acht het college het belang van Israël van groter belang dan dat van de monumentale waarden?

Nu Israël voor de vestiging van haar ambassade heeft gekozen voor de locatie Plein 1813 is de gemeente, zoals vastgelegd in internationale verdragen, verplicht mee te werken aan deze huisvesting en te zorgen voor een goede inbedding van de te treffen veiligheidsmaatregelen. Zie ook het antwoord op vraag 3.

8. Kan een staat, zoals Israël, de facto elk monumentaal gebouw kopen en slopen als zij betoogt dat dit in het belang is van haar veiligheid? In het plan voor de sloop van het monument Israël wordt een betonconstructie aan de binnenzijde van de gevels toegevoegd wat leidt tot verlies van historisch materiaal. Zo worden historische trappen gesloopt, stucwerk verwijdert en oorspronkelijk ornamenten neergehaald. De minister van OCW geeft daarom aan dat uitvoering van het plan leidt tot onomkeerbaar verlies van belangwekkende onderdelen van het historische interieur en casco van het rijksmonument.

Nee, de gemeente is echter op basis van internationale verdragen verplicht mee te werken aan de huisvesting en zorg te dragen voor een goede inbedding van de te treffen veiligheidsmaatregelen. Zie ook antwoord op vraag 3. Het bij de Wabo aanvraag ingediende bouwplan gaat niet over de sloop van het monument als zodanig, echter wel over de aantasting en de aanpassing van een deel van het casco en delen van het interieur t.b.v. de te nemen veiligheidsmaatregelen.

Het plan voorziet daarentegen ook in behoud en restauratie van de authentieke buitengevels, inclusief de bestaande vensters, en het monumentale centrale trappenhuis met parketvloer en de grote glas-in-lood lichtkoepel.

9. Zijn er andere opties overwogen die minder grootschalige sloop van het monumentale gebouw vereisen? Indien geen andere opties zijn overwogen, waarom is dit niet gedaan? Indien er wel andere opties zijn overwogen, welke zijn dit dan? Kan het college aangeven waarom er niet andere maatregelen getroffen kunnen worden dan een betonconstructie?

Andere overwogen opties hadden een veel zwaardere ingreep op de beschermde monumentale waarde tot gevolg. De maatregelen die thans voorliggen zijn van alle opties die voldoen aan de veiligheidseisen de minst bezwarende.

10. Heeft het college Israël aangegeven dat zij deze constructie onwenselijk is? Welke andere stappen heeft het college genomen om Israël op andere gedachten te brengen en gedeeltelijke sloop van dit monument te voorkomen?

Ja. Zie het antwoord op vraag 9.

11. Is het college bereid om de omgevingsvergunning te weigeren, zodat sloop wordt voorkomen?

Nee, gezien de antwoorden op de vragen 2 t/m 10 is het college niet voornemens om de omgevingsvergunning te weigeren.

12. Naast gedeeltelijke sloop van het monument worden ook 40 bomen gekapt en wordt in de groene tuin gebouwd. Kan het college aangeven welke soort bomen worden gekapt? Wat is de leeftijd van de bomen en wat is de stamomtrek? Hoeveel oppervlakte groen verdwijnt uit de tuin?

13. Waarom acht het college het belang van Israël van groter belang dan deze groene waarden?

Ad 12 en 13. In de te verlenen kapvergunning is een uitgebreide beschrijving opgenomen van de te kappen bomen. Aan deze omgevingsvergunning ligt verder een uitbreide motivering ten grondslag waarin nader wordt ingegaan op de achtergronden van de kap. Wij verwijzen hiervoor kortheidshalve naar de ontwerpbeschikking. De oorspronkelijke aanvraag betrof 57 bomen. Tijdens de behandeling van de aanvraag is op advies van de gemeente dit aantal verlaagd naar 40 bomen.

Er is bij de vergunningaanvraag verder een inrichtingsplan ingediend met een volledig groen plan voor de tuin rondom het Rijksmonument. Dit inrichtingsplan is eveneens ter inzage gelegd. Gelet op de huidige verwaarloosde staat van de tuin, wordt door de uitvoering van dit nieuwe inrichtingsplan een kwaliteitsslag gemaakt, zodat de overgebleven en de nieuw te planten bomen betere groeimogelijkheden krijgen, bijvoorbeeld door een betere kroonontwikkeling. Gezien deze beantwoording deelt het college uw stellingname in vraag 13 niet.

14. Kan een staat, zoals Israël, de facto elk bestemmingsplan naast zich neerleggen en waardevolle bomen kappen als zij betoogt dat dit in het belang is van haar veiligheid? Zo nee, welke eisen zijn hieraan verbonden?

Nee. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd gezag indien wordt afgeweken van een bestemmingsplan of een beheersverordening. Zij zijn ook het bevoegd gezag waar het gaat om de kap van bomen. Bij de beantwoording van de vraag of de hiervoor benodigde omgevingsvergunningen verleend worden, wordt getoetst aan de in de Wabo opgenomen toetsings- en afwegingskaders.

15. Is het college bereid om de omgevingsvergunning voor deze grootschalige groenaantasting niet te verlenen?

Nee. Gezien onze beantwoording van de vragen 12, 13 en 14 is het college niet voornemens de vergunning te weigeren.

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris,de burgemeester,
Peter HennephofPauline Krikke