Schriftelijke vragen Fast fashion, snel eruit!
Indiendatum: 13 jan. 2025
Aan de voorzitter van de gemeenteraad,
De mode-industrie is verantwoordelijk voor 8% van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen, dit is meer dan de uitstoot die wordt geproduceerd door de lucht -en scheepvaart bij elkaar (bijlage 1 & 2). Grotere en meer welvarende steden zijn de grootste consumenten en uitstoters en hebben daardoor ook de verantwoordelijkheid om de transitie naar een duurzaam consumptiepatroon te realiseren (bijlage 3 & 4). Sinds het jaar 2000 is de hoeveelheid polyester die gebruikt wordt voor de mode-industrie wereldwijd verdubbeld. Synthetische materialen en met name polyester zijn tegenwoordig de meest gebruikte stoffen voor de mode-industrie, meer dan katoen (bijlage 5). De opkomst van fast fashion is voornamelijk gelinkt aan het toenemende gebruik van polyester en andere synthetische materialen (bijlage 6).
Overeenkomstig art. 30 van het Reglement van orde stelt het raadslid Leonie Gerritsen, Partij voor de Dieren, de volgende vragen:
Is het college het met de Partij voor de Dieren eens dat we ons op lokaal niveau in moeten zetten om de klimaatcrisis en vervuiling tegen te gaan?
Erkent het college de leidende rol die Den Haag als G4-stad heeft om een duurzaam consumptiepatroon te realiseren als voorbeeld voor andere steden?
Heeft het college een definitie die ze aanhoudt voor fast fashion? Zo ja, wat is deze definitie? Zo nee, waarom niet?
Is het college bekend met de enorme negatieve effecten van fast fashion op de leefomgeving en het klimaat?
Neemt het college maatregelen om de negatieve effecten van fast fashion op klimaat, milieu en maatschappij tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Is het college bereid om een cultuur te faciliteren van bewust en lokaal consumeren van textiel en mode door middel van campagnes, educatie en publieksevenementen? Zo nee, waarom niet?
Is het college bereid om Fast Fashion reclames in de publieke sfeer te verbannen? Zo nee, wat heeft het college nodig om hier wel bereid toe te zijn?
Op 24 april 2024 is de ‘Werkagenda Circulaire Economie’ (RIS 318676) gedeeld. Daarin worden verschillende maatregelen genoemd om in Den Haag de Circulaire Economie te verbeteren. Een daarvan is de ‘Coalitie Duurzaam Textiel’. Hierin staat een overzicht met verschillende doelen in 2024, 2025 en 2026.
- Is het college het eens met de Partij voor de Dieren dat het uitfaseren van fast fashion past binnen de werkagenda circulaire economie? Zo nee, waarom niet?
- Kan het college een terugkoppeling geven over de stappen die tot nu toe genomen zijn omtrent de ‘Coalitie Duurzaam Textiel’?
- Kan het college toelichten waarom Fast Fashion niet benoemd wordt in de ‘Werkagenda Circulaire Economie’?
In een recent wetenschappelijk artikel over fast fashion en textiel consumptie, wordt uitgestippeld hoe grote steden hun beleid vorm kunnen geven om dit tegen te gaan. Zij benoemen drie doelen in het artikel: het verminderen van textiel en mode consumptie, het stimuleren van lokaal hergebruik en creëren van levendige lokale textiel-ecosystemen en het verminderen van de export van textiel (afval) en mode. Het artikel gebruikt de circulaire textielketen van Amsterdam als voorbeeld om aan te geven hoe een stedelijke transitie naar een toereikende, circulaire textielsector eruit kan zien (bijlage 7).
Heeft het college specifieke doelen voor het hergebruiken, recyclen en verminderen van textielconsumptie ? Zo nee, is het college bereid deze op te stellen?
Welke bewustwordingsacties onderneemt het college om consumptie van textiel en mode tegen te gaan? Worden deze acties in samenwerking met andere initiatieven uitgevoerd? Zo nee, waarom niet?
Is het college bereid om lokale hergebruikmogelijkheden en lokale textiel-ecosystemen te creëren? Zo nee, waarom niet?
Is het college bereid om initiatieven te erkennen en te compenseren voor hun rol in de circulaire textielketen? Zo nee, waarom niet?
Wat doet het college om de samenwerking tussen bestaande lokale initiatieven te stimuleren en faciliteren?
Is het college op de hoogte van het Amsterdamse beleid over de circulaire textielketen? En is het college bereid om in gesprek te gaan met Amsterdam over hun best practices?
Leonie Gerritsen
Partij voor de Dieren
[3] https://denhaag.raadsinformatie.nl/document/14087770/1?connection_type=16&connection_id=936851
[4] https://unhabitat.org/sites/default/files/2024/11/wcr2024_-_full_report.pdf
[6] https://changingmarkets.org/wp-content/uploads/2021/06/CM-Synthetics-Anonymous-online-format.pdf
Indiendatum:
13 jan. 2025
Antwoorddatum: 6 mrt. 2025
Het raadslid mevrouw Gerritsen heeft op 13 januari 2025 een brief met daarin zestien vragen aan de voorzitter van de gemeenteraad gericht.
Overeenkomstig artikel 30 van het reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad, beantwoordt het college deze vragen als volgt.
De mode-industrie is verantwoordelijk voor 8% van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen, dit is meer dan de uitstoot die wordt geproduceerd door de lucht -en scheepvaart bij elkaar (bijlage 1 & 2). Grotere en meer welvarende steden zijn de grootste consumenten en uitstoters en hebben daardoor ook de verantwoordelijkheid om de transitie naar een duurzaam consumptiepatroon te realiseren (bijlage 3 & 4). Sinds het jaar 2000 is de hoeveelheid polyester die gebruikt wordt voor de mode industrie wereldwijd verdubbeld. Synthetische materialen en met name polyester zijn tegenwoordig de meest gebruikte stoffen voor de mode-industrie, meer dan katoen (bijlage 5). De opkomst van fast fashion is voornamelijk gelinkt aan het toenemende gebruik van polyester en andere synthetische materialen (bijlage 6).
1. Is het college het met de Partij voor de Dieren eens dat we ons op lokaal niveau in moeten zetten om de klimaatcrisis en vervuiling tegen te gaan?
Ja.
2. Erkent het college de leidende rol die Den Haag als G4-stad heeft om een duurzaam consumptiepatroon te realiseren als voorbeeld voor andere steden?
Met andere steden zoeken we de samenwerking op. Dat zijn zowel G4-steden als andere steden, in Nederland en ook daarbuiten. Afhankelijk van het onderwerp en de insteek, neemt Den Haag hierin een al dan niet leidende rol in. Zo pakt de gemeente Den Haag een leidende rol waar het gaat om duurzaam opdrachtgeverschap (o.a. bij grond, weg en waterbouw). Daarnaast is Den Haag voor Nederlandse steden een voorbeeld op het gebied van het (laten) repareren van elektrische apparaten. Bij fast fashion heeft Den Haag niet direct een leidende rol. Wel heeft de gemeente Den Haag het initiatief Spullenbak opgezet waar o.a. spijkergoed, sokken, handdoeken, stropdassen en lakens worden ingezameld om nieuwe producten van te maken.
3. Heeft het college een definitie die ze aanhoudt voor fast fashion? Zo ja, wat is deze definitie? Zo nee, waarom niet?
Wij sluiten ons aan bij de omschrijving van fast fashion die wordt gegeven in het Nationaal Programma Circulaire Economie (2023-2030). Hierin wordt gesteld dat elk jaar, met uitzondering van coronajaar 2020, meer kleding wordt geproduceerd, gekocht en weggegooid. Aspecten die dit stimuleren zijn de sterk competitieve markt, de hoge mate van consumentisme, de snel wisselende modetrends, de langgerekte productketens, de dalende productiekosten en de opkomst van e-commerce. De snel wisselende modetrends binnen fast fashion zorgen er daarnaast voor dat steeds meer kleding in steeds minder tijd wordt geproduceerd en tegelijkertijd neemt de kwaliteit van het textiel af, waardoor hergebruik niet of nauwelijks mogelijk is.
4. Is het college bekend met de enorme negatieve effecten van fast fashion op de leefomgeving en het klimaat?
Ja. Zie bijvoorbeeld een rapport dat in opdracht van het ministerie van I&W is uitgevoerd. Het rapport bevat de resultaten van een onderzoek naar de problemen en negatieve gevolgen van fast fashion voor het milieu .
5. Neemt het college maatregelen om de negatieve effecten van fast fashion op klimaat, milieu en maatschappij tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
De gemeente Den Haag heeft weinig tot geen (directe) invloed op fast fashion, zoals productie in verre landen en landelijke modetrends. Onze acties en maatregelen richten zich met name op die aspecten waar de gemeente invloed heeft, zoals onze eigen inkoop, bewustwording van Hagenaars en stimuleren van lokale circulaire ondernemers.
6. Is het college bereid om een cultuur te faciliteren van bewust en lokaal consumeren van textiel en mode door middel van campagnes, educatie en publieksevenementen? Zo nee, waarom niet?
Ja. Dat begint bij jongeren, waarvoor de gemeente aan scholen jaarlijks diverse educatieve lessen aanbiedt. Zoals de les “Waardeer je kleren: op weg naar circulair textiel”. En tijdens ‘The Fashionweek’ in oktober vorig jaar lanceerde de gemeente Den Haag een kledingcampagne tegen verspilling. Deze campagne was onderdeel van een meerjarige antiverspillingscampagne met als doel afval terug te dringen door minder verbruik van primaire grondstoffen en maximale terugwinning van grondstoffen. De nieuwe campagne liet zien dat gebruikte kleding weer hip is en richtte zich specifiek op Haagse jongeren (15 – 24 jaar). Bij deze activiteiten zoeken we vooral aansluiting bij de doelen die het Rijk hiervoor heeft gesteld in het Beleidsprogramma circulaire textiel 2025-2030 (met o.a. een specifiek doel voor het verminderen van het aantal nieuw aangeschafte items).
7. Is het college bereid om Fast Fashion reclames in de publieke sfeer te verbannen? Zo nee, wat heeft het college nodig om hier wel bereid toe te zijn?
Nee. De kadernota buitenreclame is recent door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin is geen verbod over fast fashion opgenomen. Het college heeft niet de intentie om de aangenomen nota op korte termijn aan te passen.
Op 24 april 2024 is de ‘Werkagenda Circulaire Economie’ (RIS 318676) gedeeld. Daarin worden verschillende maatregelen genoemd om in Den Haag de Circulaire Economie te verbeteren. Een daarvan is de ‘Coalitie Duurzaam Textiel’. Hierin staat een overzicht met verschillende doelen in 2024, 2025 en 2026.
8. Is het college het eens met de Partij voor de Dieren dat het uitfaseren van fast fashion past binnen de werkagenda circulaire economie? Zo nee, waarom niet?
In de Werkagenda Circulaire Economie zijn acties benoemd waar de gemeente zelf aan de knoppen zit, of in ieder geval een zekere mate van invloed op kan uitoefenen. Het uitfaseren van fast fashion past daar niet bij.
9. Kan het college een terugkoppeling geven over de stappen die tot nu toe genomen zijn omtrent de ‘Coalitie Duurzaam Textiel’?
In 2021 is het ecosysteem van duurzame textiel ondernemers en initiatieven in Den Haag in kaart gebracht. Begin 2022 is een bijeenkomst gehouden met een 14-tal ondernemers en initiatiefnemers. Het doel van deze bijeenkomst was kennismaken met elkaar, een gezamenlijk overzicht krijgen over het gehele duurzame textiel netwerk in Den Haag en het bespreken van een eventueel gezamenlijk ambitie voor de toekomst.
Bij de groep was enthousiasme om vervolg te geven aan de bijeenkomst. De gemeente heeft hierbij aangegeven een ondersteunende rol te kunnen vervullen. Uiteindelijk heeft dit geleid tot een tweetal KlimaatDeals benoemd in het Haags Klimaatakkoord (RIS318580), te weten ReWrap en de Textielrotonde.
10. Kan het college toelichten waarom Fast Fashion niet benoemd wordt in de ‘Werkagenda Circulaire Economie’?
Zie het antwoord op vraag 8.
In een recent wetenschappelijk artikel over fast fashion en textiel consumptie, wordt uitgestippeld hoe grote steden hun beleid vorm kunnen geven om dit tegen te gaan. Zij benoemen drie doelen in het artikel: het verminderen van textiel en mode consumptie, het stimuleren van lokaal hergebruik en creëren van levendige lokale textiel-ecosystemen en het verminderen van de export van textiel (afval) en mode. Het artikel gebruikt de circulaire textielketen van Amsterdam als voorbeeld om aan te geven hoe een stedelijke transitie naar een toereikende, circulaire textielsector eruit kan zien (bijlage 7).
11. Heeft het college specifieke doelen voor het hergebruiken, recyclen en verminderen van textielconsumptie ? Zo nee, is het college bereid deze op te stellen?
Landelijk is een zogeheten Uitgebreide Producenten Verantwoordelijkheid (UPV) voor textiel van kracht. Op grond hiervan is de sector zelf verantwoordelijk voor de inzameling en verwerking van textiel. De landelijke uitwerking van de UPV is nog steeds niet afgerond en zal van invloed zijn op de inzameling in Den Haag.
We proberen in algemene zin zoveel mogelijk aan te sluiten bij de doelstellingen die het Rijk gesteld in het Beleidsprogramma circulair textiel 2025-2030. Die doelstellingen hebben vooral betrekking op minder kopen, meer tweedehands, reparatie en hoogwaardige verwerking.
Het college heeft doelen met betrekking tot afvalscheidingspercentages. Deze gelden voor alle stromen gezamenlijk, waarbinnen geen specifieke doelen voor textiel zijn gesteld.
12. Welke bewustwordingsacties onderneemt het college om consumptie van textiel en mode tegen te gaan? Worden deze acties in samenwerking met andere initiatieven uitgevoerd? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 6. Met als toevoeging dat de bewustwordingscampagne onderdeel uitmaakt van een grotere campagne om naast het waarderen van tweedehands kleding ook repareren te stimuleren.
13. Is het college bereid om lokale hergebruikmogelijkheden en lokale textiel-ecosystemen te creëren? Zo nee, waarom niet?
Uit de ecosysteem analyse blijkt tweedehands hergebruik van textiel een kracht in de Haagse regio. Dit is bijvoorbeeld anders dan in Amsterdam, waar de kracht met name zit in ondernemers op het vlak van design en ontwerp. Verder bleek uit de analyse dat de verschillende deel-ecosystemen (gemeentelijke inzameling, kringloopwinkels, goede doelen inzameling, vintage-winkels) nog te veel gescheiden opereren.
Kern daarbij is een goede lokale sortering, waardoor de goede kleding bij Haagse ondernemers terecht kan komen voor hergebruik. De gemeente ondersteunt een KlimaatDeal op dit vlak (Textielrotonde).
14. Is het college bereid om initiatieven te erkennen en te compenseren voor hun rol in de circulaire textielketen? Zo nee, waarom niet?
Wij ondersteunen Haagse ondernemers en initiatieven die werken aan vermindering van het gebruik van nieuwe grondstoffen, hergebruik van kleding of het repareren ervan. Dat doen we onder andere via het programma ImpactCity en het Social Impact Lab. Ook zijn circulaire ondernemers toegevoegd aan de Haagse Parel.
15. Wat doet het college om de samenwerking tussen bestaande lokale initiatieven te stimuleren en faciliteren?
Via het versterken van het lokaal sorteren van textiel, kan een vliegwiel-functie ontstaan voor de aanvoer van kleding naar Haagse ondernemers. Zo kan er een lokale kringloop ontstaan tussen ondernemers onderling, en tussen huishoudens en ondernemers. In eerste instantie ondersteunt de gemeente de Textielrotonde tussen kringloopwinkels. Op termijn kunnen daar dan andere stromen aan worden toegevoegd.
16. Is het college op de hoogte van het Amsterdamse beleid over de circulaire textielketen? En is het college bereid om in gesprek te gaan met Amsterdam over hun best practices?
Ja, hier is het college van op de hoogte en is bereid hierover in gesprek te gaan met de gemeente Amsterdam. Een van de best practices van de Amsterdamse aanpak is een actief samenwerkingsverband met daarin de diverse ketenpartners, van onderzoekers, makers, ontwerpers, producenten, beleidsmakers tot consumenten. Met deze partners werken zij aan verschillende concrete initiatieven, zoals het langer gebruiken van hoteltextiel en de inkoop van circulaire werkkleding.
Het college van burgemeester en wethouders,
de secretaris, | de burgemeester, |
Ilma Merx | Jan van Zanen |
[3] https://denhaag.raadsinformatie.nl/document/14087770/1?connection_type=16&connection_id=936851
[4] https://unhabitat.org/sites/default/files/2024/11/wcr2024_-_full_report.pdf
[6] https://changingmarkets.org/wp-content/uploads/2021/06/CM-Synthetics-Anonymous-online-format.pdf
Wij staan voor:
Interessant voor jou
Schriftelijke vragen Huisvesting SeaLife: gevaar voor dier en mens?
Lees verderSchriftelijke vragen Geen lichthinder voor vleermuis, uil en nachtvlinder
Lees verder