Schrif­te­lijke vragen Vervolg­vragen vuur­werkshow in Natura 2000 gebied


Indiendatum: jan. 2020

Aan de voorzitter van de gemeenteraad,

Op 9 september 2019 dienden de raadsleden Wijsmuller (Haagse Stadspartij) en Barker (Partij voor de Dieren) schriftelijke vragen in over een vuurwerkshow in een Haags Natura2000-gebied. De beantwoording (RIS303493) die daar op 5 november 2019 op volgde, strookt niet met eerdere uitspraken van het college.

Overeenkomstig art. 30 van het Reglement van orde stellen de raadsleden de heer Barker, Partij voor de Dieren, en Joris Wijsmuller, HSP, de volgende vragen:

In de APV, Artikel 2:18.2 staat ‘Het is verboden in bossen, op heide of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van honderd meter daarvan, voorzover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.’

1) Is het college het ermee eens dat ‘brandende of smeulende voorwerpen’ niet specifiek over peuken gaat, zoals wordt gesteld in de beantwoording van het college (RIS303493)?

Op 12 juli 2018 werd tijdens de raadsvergadering een motie van de Partij voor de Dieren aangenomen waarin werd gesteld dat artikel 2.18 van de APV ook vuurwerk omvat, aangezien dit brandt of smeult. Bij de afdoening van deze motie stelde het college het volgende: ‘Het college zal bij de stadsbrede communicatie over de vuurwerkvrije zones er nadrukkelijk op wijzen dat ook in natuurgebieden geen vuurwerk mag worden afgestoken.’

In het Beleidskader Jaarwisseling 2019-2020 (RIS303627) staat ‘Bij de stadsbrede communicatie over de vuurwerkvrije zones, is er nadrukkelijk op gewezen dat ook in natuurgebieden geen vuurwerk mag worden afgestoken. Het college heeft toegezegd bij antoonbare vuurwerkoverlast in natuurgebieden verdergaande maatregelen, zoals het plaatsen van verbodsborden, te nemen’.

2) Is het college het ermee eens dat deze uitspraken niet overeenkomen met de beantwoording van de schriftelijke vragen over de vuurwerkshow in Natura2000-gebied? Hierin staat namelijk dat het artikel niet bedoeld is om het afsteken van vuurwerk op bepaalde locaties te reguleren of verbieden.

Op 13 juni 2018, tijdens de Vergadering Algemene Raadscommissie (avond) heeft burgemeester Krikke letterlijk gezegd dat “in de APV al is opgenomen dat vuurwerk in de duinen niet mag worden afgestoken.” Dit bevestigde zij nogmaals in de commissie Bestuur van 3 oktober 2018 en wees daarbij specifiek op artikel 2.18.

3) Is het college het ermee eens dat dit een bijzonder duidelijk statement is en dat de beantwoording van het college in de brief van 5 november 2019 hier absoluut niet bij aansluit?

4) Is het college het ermee eens dat vuurwerk ook ‘brandende of smeulende voorwerpen’ zijn

5) Is het college het ermee eens dat vuurwerk minstens zo gevaarlijk is voor natuurgebieden als andere brandende of smeulende voorwerpen, zoals peuken?

6) Kan het college bevestigen dat vuurwerk afsteken in bossen, op heide of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van honderd meter daarvan, verboden is volgens de APV, zoals eerder is aangegeven door de burgemeester?

7) Kan het college de tegenstrijdigheid tussen de verschillende college-uitingen verklaren? Hoe kan het dat opeenvolgende colleges de APV zo anders interpreteren?

8) Is het college van mening dat de bewoording van de APV misschien moet worden aangepast om meer duidelijkheid te creëren, zodat de APV niet open staat voor interpretatie?

9) Indien het college van mening is dat de eerdere uitingen van het (vorige) college over het verbod op het afsteken van vuurwerk in natuurgebieden niet klopt, is het college bereid om de APV aan te passen zodat het afsteken alsnog wordt verboden?



Robert Barker
Partij voor de Dieren

Joris Wijsmuller
Haagse Stadspartij

Indiendatum: jan. 2020
Antwoorddatum: 31 mrt. 2020

De raadsleden de heren Barker en Wijsmuller hebben op 9 januari 2020 een brief met daarin negen vragen aan de voorzitter van de gemeenteraad gericht.

Overeenkomstig artikel 30 van het reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad, beantwoordt het college deze vragen als volgt.

Op 9 september 2019 dienden de raadsleden Wijsmuller (Haagse Stadspartij) en Barker (Partij voor de Dieren) schriftelijke vragen in over een vuurwerkshow in een Haags Natura2000-gebied. De beantwoording (RIS303493) die daar op 5 november 2019 op volgde, strookt niet met eerdere uitspraken van het college.

In de APV, Artikel 2:18.2 staat ‘Het is verboden in bossen, op heide of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van honderd meter daarvan, voorzover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.’

1. Is het college het ermee eens dat ‘brandende of smeulende voorwerpen’ niet specifiek over peuken gaat, zoals wordt gesteld in de beantwoording van het college (RIS303493)?

Nee. Artikel 2:18, lid 1, APV verbiedt het roken in bossen, op heide of veengronden dan wel in duingebieden binnen een afstand van dertig meter daarvan gedurende de door het college aangewezen periode. Gelet hierop en gezien de kop van artikel 2:18 APV “Rookverbod in bossen en natuurgebieden” zijn met de woorden “brandende of smeulende voorwerpen” in artikel 2:18, lid 2, APV peuken en andere brandende of smeulende tabaksresten bedoeld.

Op 12 juli 2018 werd tijdens de raadsvergadering een motie van de Partij voor de Dieren aangenomen waarin werd gesteld dat artikel 2:18 van de APV ook vuurwerk omvat, aangezien dit brandt of smeult. Bij de afdoening van deze motie stelde het college het volgende: ‘Het college zal bij de stadsbrede communicatie over de vuurwerkvrije zones er nadrukkelijk op wijzen dat ook in natuurgebieden geen vuurwerk mag worden afgestoken.’

In het Beleidskader Jaarwisseling 2019-2020 (RIS303627) staat ‘Bij de stadsbrede communicatie over de vuurwerkvrije zones, is er nadrukkelijk op gewezen dat ook in natuurgebieden geen vuurwerk mag worden afgestoken. Het college heeft toegezegd bij aantoonbare vuurwerkoverlast in natuurgebieden verdergaande maatregelen, zoals het plaatsen van verbodsborden, te nemen’.

2. Is het college het ermee eens dat deze uitspraken niet overeenkomen met de beantwoording van de schriftelijke vragen over de vuurwerkshow in Natura2000-gebied? Hierin staat namelijk dat het artikel niet bedoeld is om het afsteken van vuurwerk op bepaalde locaties te reguleren of verbieden.

Nee. De uitspraken waarnaar de leden Barker en Wijsmuller verwijzen, hebben betrekking op vuurwerkvrije zones tijdens de jaarwisseling. Artikel 2:73 van de APV voorziet hiervoor in een speciale regeling. Op grond van het eerste lid van deze bepaling is het verboden consumentenvuurwerk te bezigen op een door het college in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats. Verder verbiedt het tweede lid van voornoemd artikel het bezigen van consumentenvuurwerk op of aan de weg of op een voor publiek toegankelijke plaats indien zulks gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.

De beantwoording van de schriftelijke vragen over de vuurwerkshow in Natura2000-gebied ziet daarentegen niet op consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling maar op het afsteken van professioneel vuurwerk ter afsluiting van de Fusion Beach Challenge op 7 september 2019. Zoals eerder met u gedeeld, is het college van mening dat het organiseren van een professionele vuurwerkshow bij een Natura-2000 gebied onwenselijk kan zijn. In een grootstedelijke omgeving is het echter onvermijdelijk dat activiteiten plaatsvinden die mogelijk op gespannen voet staan met de natuur. Dit vergt een zorgvuldige afweging. Het college is in deze niet het bevoegd gezag. Voor handelingen met professioneel vuurwerk is op grond van het Vuurwerkbesluit vooraf toestemming vereist van de Gedeputeerde Staten van in dit geval Zuid-Holland. Zie ook het antwoord op vraag 4 en 5.

Op 13 juni 2018, tijdens de Vergadering Algemene Raadscommissie (avond) heeft de toenmalige burgemeester letterlijk gezegd dat “in de APV al is opgenomen dat vuurwerk in de duinen niet mag worden afgestoken.” Dit bevestigde zij nogmaals in de commissie Bestuur van 3 oktober 2018 en wees daarbij specifiek op artikel 2.18.

3. Is het college het ermee eens dat dit een bijzonder duidelijk statement is en dat de beantwoording van het college in de brief van 5 november 2019 hier absoluut niet bij aansluit?

Tijdens de Vergadering Algemene Raadscommissie op 13 juni 2018 is de evaluatie jaarwisseling 2017- 2018 besproken. Het Beleidskader jaarwisseling 2018-2019 is behandeld tijdens de commissie Bestuur van 3 oktober 2018. Bij de beantwoording van vraag 2 is gewezen op artikel 2:73 APV. Dit artikel voorziet in een bijzondere regeling voor het gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling. Op grond van het tweede lid van dit artikel kan worden opgetreden tegen het afsteken van vuurwerk in de duinen, indien daardoor gevaar, schade of overlast kan ontstaan. De uitlatingen waarnaar de leden Wijsmuller en Barker verwijzen, liggen hiermee in lijn. Hierbij past de kanttekening dat tijdens de vergadering van de commissie Bestuur van 3 oktober 2018 per abuis is verwezen naar artikel 2:18 APV.

4. Is het college het ermee eens dat vuurwerk ook ‘brandende of smeulende voorwerpen’ zijn?

5. Is het college het ermee eens dat vuurwerk minstens zo gevaarlijk is voor natuurgebieden als andere brandende of smeulende voorwerpen, zoals peuken?

Ad 4 en 5

Vuurwerk(verpakkingen) kan/kunnen op zich bij en/of na het afsteken brandende of smeulende resten achterlaten. Net als andere brandende of smeulende voorwerpen, zoals peuken, kan dit in aanhoudende droge perioden gevaar opleveren voor natuurgebieden. Artikel 2.3.6 Vuurwerkbesluit verbiedt het afsteken van consumentenvuurwerk op een ander tijdstip dan tussen 31 december 18.00 uur en 1 januari 02.00 uur van het daaropvolgende jaar. Gelet op dit verbod behoeft niet te worden gevreesd voor brandgevaar in natuurgebieden als gevolg van het afsteken van consumentenvuurwerk gedurende een aanhoudende droge periode.

Voor professioneel vuurwerk geldt dat daarvoor op grond van het Vuurwerkbesluit vooraf toestemming is vereist van Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie. In Zuid-Holland is deze toets door GS opgedragen aan de Omgevingsdienst Haaglanden (ODH). Bij het al dan niet verlenen van deze toestemming wordt getoetst aan het belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu. Verder wordt getoetst aan de Wet natuurbescherming, indien het afsteken van professioneel vuurwerk gevolgen kan hebben voor Natura 2000-gebied. Ook deze toets vindt plaats door GS van de provincie. Gelet op het vorenstaande zijn ook bij professioneel vuurwerk voldoende waarborgen in het leven geroepen om natuurgebieden gedurende een aanhoudende droge periode te beschermen tegen de gevaren van smeulend vuurwerk.

6. Kan het college bevestigen dat vuurwerk afsteken in bossen, op heide of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van honderd meter daarvan, verboden is volgens de APV, zoals eerder is aangegeven door de burgemeester?

Zie beantwoording vraag 1 en 3.

7. Kan het college de tegenstrijdigheid tussen de verschillende college-uitingen verklaren? Hoe kan het dat opeenvolgende colleges de APV zo anders interpreteren?

Zie beantwoording vraag 1 en 3. Van tegenstrijdigheid tussen de verschillende college-uitlatingen is geen sprake. Wel is tijdens de vergadering van de commissie Bestuur van 3 oktober 2018 per abuis verwezen naar artikel 2:18 APV.

8. Is het college van mening dat de bewoording van de APV misschien moet worden aangepast om meer duidelijkheid te creëren, zodat de APV niet open staat voor interpretatie?

Nee. Artikel 2:18, lid 1, APV verbiedt het roken in bossen, op heide of veengronden dan wel in duingebieden binnen een afstand van dertig meter daarvan gedurende de door het college aangewezen periode. Gelet hierop en gezien de kop van artikel 2:18 APV “Rookverbod in bossen en natuurgebieden” is duidelijk dat met de woorden “brandende of smeulende voorwerpen” in artikel 2:18, lid 2, APV peuken en andere brandende of smeulende tabaksresten zijn bedoeld.

9. Indien het college van mening is dat de eerdere uitingen van het (vorige) college over het verbod op het afsteken van vuurwerk in natuurgebieden niet klopt, is het college bereid om de APV aan te passen zodat het afsteken alsnog wordt verboden?

Bij de beantwoording van vraag 7 is reeds ingegaan op eerdere uitlatingen van het (vorige) college. Aangegeven is dat geen sprake is van tegenstrijdigheid bij de beantwoording. Voor het aanpassen van de APV bestaat geen aanleiding. Zoals hiervoor is aangegeven bij de beantwoording van vraag 5 is op dit moment reeds voldoende geborgd dat natuurgebieden gedurende een aanhoudende droge periode worden beschermd tegen de gevaren van smeulend vuurwerk.

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris a.i.,
Ilma Merx

de wnd. burgemeester,
Johan Remkes